Geografie Algemeen


Zuid Afrika (officieel: Engels: Republic of South Africa; Afrikaans: Republiek van Suid-Afrika), is een republiek in het zuiden van het Afrikaanse continent. De totale oppervlakte van het land is 1.123.226 km2, exclusief de "onafhankelijke" thuislanden Bophuthatswana, Ciskei, Transkei en Venda en de Walvisbaai; incl. deze gebieden: 1.225.765 km2. Zuid Afrika is daarmee 30 keer groter dan Nederland. De kustlijn heeft een totale lengte van 3000 kilometer. Zuid Afrika grenst in het oosten aan Swaziland (430 kilometer), in het noordoosten aan Mozambique (491 km), in het noorden aan Zimbabwe (225 km) en Botswana (1840 km) en in het noordwesten aan Namibië (855 km). Geheel omsloten door Zuid Afrika als enclave, ligt de bergachtige staat Lesotho (totale grenslengte 909 km). In 1947 nam de (toen) Unie van Zuid Afrika formeel het onbewoonde Prince Edward Island en Marion Island voor de kust van Kaapstad in bezit. Andere bekende eilanden voor de kust zijn Santa Cruz bij Port Elizabeth en Robbeneiland bij Kaapstad. Zuid Afrika grenst verder in het westen aan de Atlantische Oceaan en in het oosten aan de Indische Oceaan. De afstand van de Limpoporivier in het noorden naar Cape Agulhas in het zuiden bedraagt ongeveer 2000 kilometer. De afstand van Port Nolloth in het westen naar Durban in het oosten bedraagt ongeveer 1500 kilometer.
De belangrijkste rivier van Zuid Afrika is de Oranjerivier die ontspringt in de Drakensbergen van KwaZulu-Natal en over een afstand van meer dan 2200 kilometer bij Oranjemund en Alexander Bay in de Atlantische Oceaan stroomt. Andere belangrijke rivieren zijn de Vaal, de Limpopo, de Grote Visrivier en de Tugela. De meeste van deze rivieren zijn nauwelijks bevaarbaar.

Oranjerrivier

Oranjerivier


Het landschap van Zuid Afrika is zeer gevarieerd en kan verdeeld worden in 21 natuurlijke regio's.
De Lesotho hooglanden vormen het hoogste deel van zuidelijk Afrika en vormen de grens tussen Lesotho en Zuid Afrika. De hoogste toppen komen boven de 3400 meter uit en op de bergtoendra's val 's winter vaak sneeuw.
Het Hoogveld is een zachtglooiend, hooggelegen gebied en bestaat voornamelijk uit savannen. Hier ligt ook het verstedelijkte Witwatersrand rondom de belangrijke goud- en steenkoolmijnen van Zuid Afrika. Hier wordt ook veel maïs verbouwd.
Noord-Transvaal kent verschillende landschappen met o.a. de bergketens van de Soutpansberg en het Waterberg-plateau en daar tussenin ligt de Pietersburgvlakte, waar de veeteelt belangrijk is. De Soutpansberg is een belangrijk bosbouwgebied.

Witwatersrand

Soutpansberg

In het noorden van de Kaapprovincie ligt het Ghaap-plateau waar door het semi-droge klimaat alleen veehouderij mogelijk is.
De vlakke en uitgestrekte Bushmanvlakte van het binnenland-plateau ligt ook in het noorden van de Kaapprovincie en is slechts begroeid met wat struikgewas en alleen geschikt voor de extensieve schapenhouderij. Opvallende zijn de vele "pans", meertjes die maar een bepaald deel van het jaar gevuld zijn met water.
Ten noorden en westen van Pretoria ligt het Bushveld bekken. In het vlakke, centrale deel van het bekken worden vele mineralen en edelmetalen zoals platinum, vanadium en chroom gevonden wordt. De kleiachtige zwarte turfgrond is uitermate vruchtbaar en hier worden dan ook vele gewassen geteeld.
Het vlakke zanderige Kalahari-bekken is een semi-droge savanne en voornamelijk begroeid met acacia's. Vroeger werd dit gebied gekenmerkt door woestijnduinen, waarvan er nog maar weinige zijn overgebleven.
In de noordelijke Kaapprovincie liggen de valleien van de Beneden-Vaal en de Oranjerivier, twee van grote rivieren in Zuid Afrika. De valleien liggen in sterk ontwikkelde gebieden met o.a. een gigantisch irrigatieproject (Vaalharts) in de Hartsrivier, een zijrivier. Tussen de twee valleien ligt Kimberley, het centrum van de diamantmijnbouw.
De Karoo is een uitgestrekte semi-droge vlakte met afgeplatte heuvels die begroeid zijn met gras en struikgewas. De hoogste punten van het plateau zijn Giants Castle (3820 m), Cathkin Peak (3650 m) en Mont aux Sources (3299 m) in de Drakensbergen. Hier is alleen wat schapenteelt mogelijk.

Karoo

Drakensbergen

De Transvaalse Drakensberg is door voldoende regenval bedekt met bossen en een oord waar vele toeristen verblijven om o.a. te wandelen. De Transvaalse Drakensberg is een deel van de Great Escarpment (steile erosieranden).
Ook de Natalse Drankensberg is een deel van de Great Escarpment met toppen boven de 3000 meter. Hier vindt veel bergsport plaats.
Uit een reeks bergketens bestaat het Kaapse Plooiingsgebergte dat bedekt is met een unieke vegetatie, het "fynbos" of macchia. Ook hier is de bergsport zeer populair. In de valleien tussen de bergketens liggen centra voor fruitteelt en wijnbouw. In de kuststreken liggen mooie stranden en diepe baaien. De enige meer gesloten baai is de Saldanhabaai aan de westkust.
De Namaqua-hooglanden bestaan uit droge, rotsachtige bergen waar als er genoeg regen valt zeer veel wilde bloemen groeien. Het gebied dat grenst aan Namibië is het Richtersveld.
De rivier de Limpopo vormt de grens tussen Zuid Afrika en Zimbabwe. De rivier stroomt in de Limpopo-vallei, een droog savannegebied met open bosland waar veel vee gehouden wordt en waar veel wildparken liggen.
Het golvende landschap van het Laagveld of Lowveld ligt tussen de voet van de Great Escarpment en de Lemombo bergen in Swaziland, Noord-Natal en Transvaal. Door het hete tropische klimaat in de zomer is hier de teelt van tropisch fruit mogelijk. Hier ligt ook het grootste reservaat van Zuid Afrika, het Nationaal Krugerpark met bossen en savannen.
Het Achterland van de zuidoostkust is een gebied van glooiende heuvels en diepe rivierdalen. Het strekt zich uit van Swaziland tot het voormalige Ciskei in het zuiden. Er valt veel neerslag dat door vele rivieren afgevoerd wordt naar de Indische Oceaan.
Op de grens van Zuid Afrika en Mozambique in Oost-Transvaal, Swaziland en het noorden van KwaZulu/Natal liggen de Lemombo-bergen. Deze bergketen wordt gekenmerkt door diepe kloven waardoor rivieren naar de Indische Oceaan stromen.
In het noordelijke KwaZulu/Natal ligt de kustvlakte van Zululand, begroeide zandvlakten met struikgewas. Hier liggen ook vele meren en riviermondingen. In verschillende natuurreservaten leven vele diersoorten.

Lemombo-bergen

Namibwoestijn

Het Zuidelijke Kustplateau strekt zich uit van ze zuidelijkste punt van Afrika tot aan Port Elizabeth. Hier vindt men ook mooie bossen en lagunes.
De glooiende vlakte tussen de Atlantische Oceaan en het Kaapse Plooiingsgebrgte is het Swartland. Hier wordt veel graan verbouwd.
De Namib is een woestijn en langs de kusten hiervan stroomt de Benguela Golfstroom. De kustwateren zijn zeer belangrijk voor de visserij van Zuid Afrika. Verder is het een onherbergzaam gebied

Klimaat

Door de ligging ten zuiden van de evenaar begint de Zuid-Afrikaanse zomer in december en de winter in juni.
Ondanks de enorme afmetingen van het land is het klimaat betrekkelijk uniform en gematigd. Met name geldt dit voor de temperatuur in het binnenland, wat een gevolg is van het feit dat op lagere breedte de hoogte in het algemeen groter is dan verder naar het zuiden. Typerend is dat de gemiddelde temperatuur in Kaapstad 16,5°C bedraagt en in het veel noordelijker gelegen Johannesburg 16,2°C.
Het warmst is het aan de oostkust met een gemiddelde temperatuur van 20,6°C in Durban. Overdag wordt het in Durban in de zomer gemiddeld 27°C tot 22°C in de winter. De temperatuur aan de westkust wordt gelijkmatig laag gehouden door de koude Benguelastroom, de temperatuur aan de oostkust wordt gelijkmatig hoog gehouden door de warme Agulhasstroom.

De warmste maand in het binnenland is januari en de warmste maand aan de kust is februari. Zelfs in de winter is het op de meeste plaats altijd nog wel zo'n 20°C. In het noorden zijn oktober en november warme maanden als gevolg van de zomerregens. In het hoger gelegen binnenland vriest het regelmatig, in het bergachtige zuidoosten zelfs meer dan 100 nachten per jaar. Door de gemiddelde lage luchtvochtigheid valt er vaak niet meer dan dun laagje sneeuw.
In tweederde deel van Zuid Afrika valt minder dan 500 mm neerslag per jaar. De meeste neerslag in Zuid Afrika valt in de zomertijd, als de vochtige lucht van de Indische Oceaan met kracht landinwaarts stroomt. In Kaapstad daarentegen valt de meeste neerslag in de maanden juni tot en met september. De regen valt in de zomer vaak in korte hevige buien waarna de zon weer snel schijnt.
Ten westen van de oostelijke bergruggen valt de minste regen, in de rest van het land valt over het algemeen een constante hoeveelheid neerslag, ca. 1000 mm per jaar. Behalve het zuidelijke deel van het land waaronder invloed van storingen de meeste neerslag in de wintertijd valt en een gematigd regenklimaat heerst. De oostkust in het zuiden kent droge winters. Naar het westen toe wordt het steeds droger en in het centrale deel heerst zelfs een steppeklimaat met ca. 100 mm per jaar in de Kalahari-woestijn. In steden als Bloemfontein en Kimberley in het centrale deel van Zuid-Afrika wordt in de januari en februari de 30°C gemakkelijk gehaald.
Het aantal zonne-uren ligt erg hoog, bijvoorbeeld in vergelijking tot het Iberisch schiereiland. In Madrid schijnt de zon gemiddeld 2910 uren per jaar en in Lissabon 2740 uur. In Zuid Afrika heeft Kaapstad gemiddeld 2980 uren en Pretoria 3240 uren per jaar. Kustplaatsen van de Kaapprovicie en KwaZulu/Natal ontvangen gemiddeld 300 zonne-uren meer dan de Canarische Eilanden.

Planten en dieren

Van alle bekende plantensoorten is zo'n 10% in zuidelijk Afrika te vinden: ca. 24.000 soorten. Bekende planten die oorspronkelijk uit Zuid Afrika komen zijn o.a. geranium, vuurpijl, fresia, tuber-roos en gladiool.

tuberroos

vuurpijl

Door de grote verschillen in de neerslag, van oost naar west steeds droger, en de verdeling van die neerslag over het jaar, kent de plantengroei van Zuid Afrika een sterke afwisseling. Bodemgesteldheid en hoogteverschillen spelen natuurlijk ook een grote rol.
De fijnbosstreek of het Kaapse Plantenrijk in het zuidwesten is wat de plantenwereld betreft de meest opmerkelijke streek van Zuid Afrika. Hier komen duizenden endemische soorten voor, soorten dus die alleen hier voorkomen en nergens anders ter wereld. Het gebied wordt omsloten door de oceaan, woestijnen en bergen en behoort tot de zes officiële florarijken ter wereld en wordt ook wel "Capensis" genoemd. Florarijken zijn gebieden waar de flora zeer sterk verschilt van planten die elders worden aangetroffen. Alleen al op het Kaapse schiereiland komen 2500 verschillende inheemse soorten voor. In dit gebied komen ca. 600 heidesoorten van een bepaalde familie voor (tegen 26 soorten in de rest van de wereld!) en de bekendste orchidee van Zuid Afrika, de "Trots van de Tafelberg" of in het Engels "pride of Table Mountain".
Dit is ook het land van de Protea of suikerbossie. De koningsprotea is de nationale bloem van Zuid Afrika met bloemen van 25 centimeter in doorsnee. Beroemd zijn de miljoenen goudsbloemen die in het voorjaar Namaqualand bij de Namid-woestijn in de Noord-Kaapprovincie opsieren. Het fijnbos kent verder 1000 soorten madeliefjes, 600 soorten irissen en 400 soorten lelies.

trots van de tafelberg

koningsprotea

De rest van Zuid Afrika bestaat uit savannen, steppen, graslanden en woestijnen, ieder met hun eigen begroeiing. Slechts een half procent van de totale oppervlakte bestaat uit bossen. Ondanks dat komen er in Zuid Afrika toch nog altijd zo'n 1000 boomsoorten voor. Een belangrijk bosgebied ligt in het uiterste zuiden rondom Knysna, ten westen van Port Elizabeth. In deze altijdgroene bossen komen o.a. 50 meter hoge Podocarpus-soorten of "yellow-tree" (coniferen-soorten die vrijwel alleen op het zuidelijk halfrond voorkomen) voor, Kaapse beuken en de Olea laurifolia, een olijfbomensoort.
In de buurt van het iets hogerop gelegen Oost-London komen naast palmen, wilde bananen en melkbomen ook mangroves voor. In het oosten komt subtropisch bos voor met uiteraard palmensoorten en onder meer Albizzia-soorten, een plantengeslacht uit de mimosa-famiie. Vanwege het subtropisch klimaat komen aan de oostkust vele soorten bloemen, o.a. hibiscus, rododendron, azalea en gouden regen voor.
Door de hoge luchtvochtigheid en vele neerslag vinden we op de oosthellingen van de Drakensbergen bergwouden
Graslanden, met 1000 inheemse grassoorten, en savannen komen voor in gebieden met regenval in de zomer, behalve de grazige savannen in het zuidoosten waar voor- en najaarsregens optreden. Op de savannen komen allerlei overgangen voor naar bijvoorbeeld bosachtige graslanden, parklandschappen en naar boomsteppen met her en der wat bomen. Karakteristiek voor deze landschappen zijn acacia-soorten en wolfsmelk- en Aloë-soorten in de drogere gebieden. Algemene grassoorten zijn o.a. Themeda, Chloris, gierstgras, Setaria, Pennisetum en Rhynchelytrum. Tevens vinden we hier de baobab of apenbroodboom, de kinaboom en de olifantsboom.
Een andere belangrijke flora-regio is de Namu-Karroo op het centrale plateau. Ook hier regent het maar weinig vinden we voornamelijk lage struiken en grassoorten. Bekende soorten zijn Kwassiehout, kapokstruiken, theestruiken vedergras en struisvogelgras. De Catalpa-struik of trompetboom kan meer dan twee meter hoog worden.
Met name in de westelijke delen van Zuid Afrika waar maar weinig regen valt, komen steppeachtige woestijnen (o.a. de Kalahari) voor. In de halfwoestijn van de Grote Karroo (Hottentots voor droog of schaars) groeien tot 2 m hoge dwergstruikjes met schubachtige blaadjes, en vele soorten van het vetplantengeslacht Mesembryanthemum. Hier komen ook grote aantallen ijsplantjes en kiezelplanten voor. Deze planten bloeien gedurende een korte tijd in de maanden september en oktober
Waar de neerslag wat hoger is, zijn Pentzia-soorten kenmerkend en komen bomen voor zoals de Aloë arborescens.

Mesembryanthemum of ijsbloempjes

Aloë arborescens

Een bijzondere soort in de westelijke woestijngebieden is Welwitschia mirabilis. Het is de enig overgebleven soort van een uitgestorven familie. Het lijkt op een gigantische wortel met twee leerachtige rafelige bladeren die over de grond "kruipen".
Door de grootte van het land en de zeer gevarieerde landschappen is de dierenwereld van Zuid Afrika zeer rijk en divers. De meeste dieren zijn oorspronkelijk afkomstig uit Oost- en in mindere mate ook van Centraal Afrika. Maar ook connecties met de Australische en Zuid-Amerikaanse dierenwereld zijn te herkennen, dankzij het vroegere zuidelijke supercontinent Gondwana.


Zoogdieren

In totaal komen er ongeveer 400 soorten zoogdieren voor in Zuid-Afrika met de voor Afrika als continent kenmerkende dieren als leeuw, panter, hyena, zebra, aap, neushoorn, buffel, gnoe of wildebeest, giraffe, olifant, antiloop, klipdas, nijlpaard, wrattenzwijn, baviaan (of bobbejaan) en nog vele andere.

big 5

gnoe

Springbok, blesbok (met de ondersoort bontebok), witstaartgnoe, reebokantilope, bergzebra, stokstaartje, zwartvoetkat e.a. komen uitsluitend in Zuidelijk Afrika voor. Weer andere soorten komen ook elders in de wereld voor maar hebben in Zuid Afrika een duidelijk herkenbare geïsoleerde vorm, zoals de spiesbok (oryx) en de dikdik.
De Quagga, Kaapse leeuw, Kaapse wrattenzwijn en de blaauwbok zijn al lang geleden uitgeroeid en kwamen alleen voor in de Kaapprovincie. Onder de kleinere zoogdieren zijn veel endemische (= alleen in Zuid Afrika voorkomende) vormen bekend; bijvoorbeeld de goudmollen.
Er komen in Zuid Afrika vijf apen- of primatensoorten voor: baviaan, grijze meerkat, groene meerkat en de kleine en grote galago, beiden nachtdieren die altijd in bomen leven en eigenlijk half-apen zijn.

nijlpaard

springbok

Van de roofdieren is de "koning der dieren", de leeuw, natuurlijk het bekendst. Kwamen ze vroeger algemeen voor, door de stroperij is hun territorium beperkt tot het laagland van Oost-Transvaal, Noord-Natal en het noordelijk deel van de Kaapprovincie. In het particuliere wildpark Timbivati Game Reserve komen de zeldame witte leeuwen voor. De panter of de cheetah of jachtluipaard zijn andere grote katachtige roofdieren. Jachtluipaarden komen vooral voor in het Krugerpark en het Kalahari Gemsbok Park.
Hyena-honden of Afrikaanse wilde honden en de gevlekte hyena zijn naast aaseters ook roofdieren die in groepen op andere dieren jagen. De bruine hyena daarentegen is een echte aaseter. Andere kleine vleeseters zijn de jakhals, de caracal en de serval.
De vele termietenheuvels en mierenhopen worden regelmatig bezocht door aardwolven, aardvarkens en grondschubdieren of pangolins.
De in kuddes levende Afrikaanse olifant kan een schofthoogte van drie meter bereiken en is daarmee aanzienlijk groter en zwaarder dan de Indische olifant. In het Addo Elephant National Park is het gelukt om de Kaapse olifant tegen uitsterven te beschermen. Er komen twee soorten neushoorns voor in Zuidelijk-Afrika: de witte of breedlipneushoorn en de zwarte of puntlipneushoorn. De breedlipneushoorn was begin 20e eeuw bijna uitgestorven, maar door beschermende maatregelen en een speciaal fokprogramma is het aantal weer sterk gegroeid. Zowel de slagtanden van de olifanten als de hoorns van de neushoorns zijn zeer gewild bij stropers. Een andere dikhuid is het nijlpaard, een planteneter die het grootste deel van de tijd in het water doorbrengt.
De twee in Zuid Afrika voorkomende wilde varkenssoorten zijn het penseelzwijn en het wrattenzwijn met zijn wrattige kop en grote gebogen slagtanden.
Het bekendste hoefdier van Afrika is natuurlijk de zwart-wit gestreepte zebra. In Zuid Afrika komt de gewone- of steppezebra voor en de met uitsterven bedreigde bergzebra, die beschermd wordt in het Nationaal Bergzebrapark bij Cradock in de Oost-Kaap. De giraffe is een imposante verschijning die wel zes meter hoog kan worden
Tot de holhoornigen behoren de antilopen en runderen. In Zuid Afrika komen 38 soorten antilopen voor, o.a. de grote koedoe, de impala, de spiesbok, de steenbokantilope, de gewone duiker, de sabelantilope, de paardantilope en de springbok die tot symbool en nationaal embleem van Zuid Afrikaanse sportteams is gekozen. Bijzondere soorten zijn de grijsbok, de nyala en de oribi.
Tot de runderen behoort de Afrikaanse buffel waar zelfs leeuwen met een grote boog omheen lopen.
Veel van de kleinere zoogdieren leven in het luchtruim of onder de grond. In Zuid-Afrika komen ongeveer 75 soorten vleermuizen voor. De meeste soorten zijn insecteneters en acht soorten voeden zich met nectar en vruchten.

stekelvarken

klipdas

Het grootste knaagdier van Zuid Afrika is het Zuid Afrikaanse stekelvarken en meest opmerkelijk om te zien is de springhaas die als een kangoeroe door het terrein springt. De grote rietrat wordt sommige lokale bevolkingsgroepen als een delicatesse beschouwd en kan tussen de 4 en 7 kilo zwaar worden. De rotsklipdas of "dassie" ziet eruit als een knaagdier maar is sterk verwant met de olifant!
Voor de kust zijn vaak groepen tuimelaars te zien, een dolfijnensoort. Door beschermende maatregelen is het aantal potvissen weer in aantal toegenomen. Een andere walvissensoort, de reusachtige blauwe vinvis, is af en toe aan de kust te zien.


Vogels

De vogelwereld van Zuid Afrika is nog rijker dan die van de zoogdieren en omvat ca. 870 soorten. Gezegd moet wel worden dat een groot deel hiervan bestaat uit trekvogels die in Zuid Afrika overwinteren zoals de ooievaar en de boerenzwaluw.
In de oostelijke bosgebieden komen grote roofvogels voor zoals de steppearend en de kuifarend. Wat kleiner is de bateleur of goochelarend, die zo genoemd wordt vanwege zijn capriolen in de lucht. In de grote vijgenbomen die hier groeien leven vele vogels waaronder de toerako, de groene duif, de neushoornvogel, de baardvogel, de buulbuul en de kleurige bijeneters.

neushoornvogel

steppearend

In de bossen en langs de grote rivieren komen ook veel ijsvogelsoorten voor. De Afrikaanse reuzenijsvogel en de bonte ijsvogels leven langs de rivieren, de Afikaanse dwergijsvogel en de grijskopijsvogel in de bossen.
Een van de mooiste vogels van in dit gebied is de vorkstaartscharrelaar. De geelsnavel- en roodsnaveltok, neushoornvogels, zijn zeer opmerkelijke vogels en ook de zuidelijke hoornraaf is zeer opvallend. De hoornraaf is een grondneushoornvogel en eet insecten, reptielen en andere kleine dieren. De heremietkoekoek of "piet-my-vrou" heeft een zeer karakteristieke zang.
Op het Hoogveld, de open grasvlakten van Transvaal en Vrijstaat is de zeldzame blauwe trap of korhaan te zien en ook de kori-trap. Op beide vogels en ook op kwartels en frankolijnen wordt gejaagd vanwege het vlees. Een schitterende vogel is de hanestaartwidavink en mooi om te zien zijn de koereigers die vaak meeliften met grote dieren en zo aan hun voedsel komen. Hier leeft ook de grote secretarisvogel, soms in een gevecht gewikkeld met slangen die hij probeert dood te trappen. Endemisch in dit gebied zijn de Kaapse rotsspringer en de zeer opmerkelijke Kaapse grondspecht, die op de grond leeft en zich voedt met mieren.

witvlerkkorhaan

vorkstaartscharrelaar

De bossen, hellingen en valleien van KwaZulu/Natal hebben een rijk vogelleven. Hier leven onder andere woudwevers, honingzuigers, vliegenvangers, de smaragdkoekoek, de purperkuiftoerako en de endemische zwartkaptimalie. Op grashellingen leven grijsvleugelfrankolijnen, geelborstpiepers en in de buurt van protea's komt de Gurney's suikervogel voor.
De nationale vogel van Zuid Afrika is de Stanley- of paradijskraanvogel. Lammergieren, Kaapse gieren en zwarte arenden speuren vanaf grote hoogtes naar prooi of aas. De kroonarend valt apen en kleine antilopen aan vanuit bomen. In Game Valley bij Pietermaritzburg komen meer dan 300 vogelsoorten voor waaronder ijsvogels, kwikstaarten, parelhoenders, hamerkop, langklauwen, graszangers, trogons en struikklauwieren.
Langs de noordoostkust vinden reigers, ganzen, witte pelikanen en flamingo's een ideaal leefgebied, evenals de majestueuze Afrikaanse zeearend. Grenzend aan Mozambique in het Ndumo wildreservaat leven in de subtropische omgeving soorten als Pel's visuil, bruinkopnicator, gekuifd parelhoen en de purperbandhoningzuiger. Ook verschillende soorten ooievaars, reigers (o.a. zwarte reiger), roerdompen, nachtreigers en zelfs de zeldzame watertrapper of Afrikaanse fuutkoet leven hier.
In de Karoo en de droge westelijke gebieden zijn de meest opvallende vogels de zwartkintrap of Karoo-korhaan en de Ludwigs trap. Bijzonder zijn ook de lijstervliegenvanger, de roodoorprinia en de Layards meeszanger. In het uiterste westen leven een aantal endemische leeuweriksoorten: de rode woestijnleeuwerik en de Namaqualeeuwerik. De allerbekendste vogel uit deze streek in natuurlijk de struisvogel, de grootste vogel ter wereld die tot ongeveer 2,5 meter hoog kan worden. In de Kalahari-woestijn zijn de enorme nesten van de republikeinwevers opvallend, die een doorsnee van vier meter kunnen hebben en waar wel 200 vogels hun plaatsje vinden. Ook de kleinste roofvogel van Afrika, de Afrikaanse dwergvalk, leeft vaak in deze nesten. Bij drinkplaatsen komt het zandhoen voor, die in zijn buikveren water meevoert om aan de kuikens te geven.
Het fijnbosgebied (veelal lage struiken met kleine bladeren) herbergt o.a. twee endemische soorten die van nectar leven, de Kaapse suikervogel en de oranjeborsthoningzuiger. Ook endemisch zijn de witvleugelkanarie en de Victorins struikzanger, respectievelijk zaadeter en insecteneter. In de drogere delen van het fijnbos komen de kopjeszanger en de elf-apalis voor.
De koudere zuid- en westkust als gevolg van de koude Benguela Golfstroom trekt vele zeevogels aan. Bijzonder is de zwartvoetpinguïn of "pikkewijn" die in kolonies broedt op eilanden voor de kust. Verder zien we grote groepen aalscholvers, kelpmeeuwen en Kaapse jan-van-genten, zwarte scholeksters en vale strandplevieren.
Ieder jaar trekken meer dan honderd vogelsoorten van het noordelijk halfrond naar de kusten van Zuid Afrika. Afstanden tot 10.000 kilometer worden afgelegd soms vijf tot zeven weken. De meeste trekvogels zijn strandlopers.

Amfibieën en reptielen

Ook het aantal soorten amfibieën en reptielen is zeer groot in Zuid Afrika en er worden nog steeds nieuwe soorten ontdekt en beschreven. Ook nu weer enkele bijzondere soorten zoals de primitieve, tongloze klauwkikker, de smalbekkikkers die alleen na een regenbui boven de grond komen en de endemische Zuid Afrikaanse stierkikker. Salamanders komen beneden de Sahara, en dus ook niet in Zuid Afrika voor. De Nijlkrokodil komt alleen nog maar in reservaten voor.

Broadley´s flat lizard

cobra

Het aantal schildpaddensoorten is zeer groot: vijf soorten zeeschildpadden, vijf zoetwater Afrikaanse halswenders (halswenders trekken hun nek in een s-vorm terug; halsbergers trekken kop en nek recht onder het schild terug) en twaalf soorten landschildpadden, meer dan waar ook ter wereld. De geometrische landschildpad is de kleinste met een lengte van maar 10 centimeter. Roodwangschildpadden komen veel voor maar zijn geïmporteerd uit Noord Amerika.
De vele gekkosoorten, o.a. de huisgekko, verslinden enorme aantallen insecten en zijn dus zeer nuttig. De Namaqua-kameleon is opmerkelijk omdat hij op de grond leeft. Inheemse reptielen zijn de gordelstaarthagedissen waartoe de pantsergordelstaarthagedis behoort, agames, Zuid Afrikaanse kielhagedissen, rotshagedissen en kielschubhagedissen. De grootste Afrikaanse hagedis is de Nijlvaraan die wel twee meter lang kan worden.
Er komen verder 130 slangensoorten voor. Naast de gevaarlijke rotspython, een wurgslang, komen er 14 soorten gifslangen voor. Hiertoe behoren de zwarthalscobra, mamba's en de pofadder. Ongevaarlijk is de Afrikaanse eierslang.


Insecten

Zuid-Afrika is met ca. 50.000 soorten een eldorado voor entomologen. Met name de tropische bosveldsavannes in het noorden herbergen vele soorten. Reuzentermieten, wandelende takken, vele vlindersoorten (ca. 800 soorten dagvlinders) en mestkeversoorten, bidsprinkhanen zijn de meest opvallende soorten.

mestkevers

bidsprinkhanen

Apart is ook de Matabele-mier die termietenheuvels plundert. Aan de oostkust komen veel tropische vormen voor zoals fraai gekleurde meikevers en schitterende tropische vlinders.
In de Kaapse regio komen zeer vreemde kostgangers voor. Fameus zijn de zeldzame vleugelloze kevers die tot de familie van de vliegende herten behoren. De nationale bloem van Zuid Afrika, de protea, trekt rozenkevers (ca. 200 soorten), meikevers en gouden torren aan.

Reservaten

Buiten de reservaten is er nog maar weinig wild aan te treffen. De natuurbescherming kwam al vroeg op gang met de Umfolosi/Hluhluwewildreservaten in 1897 als de voorloper van het internationaal beroemde Kruger Nationaal Park in 1898. Het Krugerpark is ongeveer net zo groot als de helft van Nederland en wordt jaarlijks door meer dan 700.000 toeristen bezocht.
Momenteel bestaat er een netwerk van 17 nationale parken, en ca. 500 provinciale natuurreservaten en andere beschermde gebieden, die grotendeels voor het publiek toegankelijk zijn en een zeer belangrijke trekpleister voor binnen- en buitenlands toerisme vormen. Sommige reservaten hebben te kampen met meer bezoek dan verwerkt kan worden. Andere belangrijke beschermde gebieden zijn het Addo-Olifant, Bergzebra en Bontebok Nationaal Park, het Kalahari Gemsbok Nationaal Park en de Drakensbergreservaten in Natal.
Aan de kust worden de legplaatsen van zeeschildpadden beschermd (Noord-Zoeloeland), terwijl het Tsitsikamakust Nationaal Park een kuststrook in de oostelijke Kaapprovincie omvat.
Op het verlanglijstje van de meeste toeristen staat een ontmoeting met de "big five", olifant, zwarte neushoorn, luipaard, leeuw en buffel.

Geschiedenis

Oudste bewoners
Al meer dan twee miljoen jaar geleden leefden er mensen in Zuid Afrika. Het waren jagers uit het stenen tijdperk. Gevonden beenderen bij Taung in de Noordkaap en Sterkfontein bij Johannesburg zijn bewijzen daarvoor. Deze jagers trokken in de loop der tijden weer weg of stierven uit rond het jaar 200 kwamen er weer nieuwe groepen bij de oorspronkelijke bewoners van Zuid Afrika, de San (verzamelaars) of Bosjesmannen en Khoikhoi (herders) of Hottentotten, die afkomstig waren uit het grote-merengebied in Midden Afrika. Samen werden de beide volken de Khoisan genoemd en zij worden vaak beschouwd als de oudste bewoners van Zuid Afrika.

Xhosa's

Zoeloes

Eeuwen later zakten de Nguni naar Zuidelijk Afrika af. Zij waren de voorouders van zwarte volken als Xhosa's en Zoeloes, beiden Bantoevolken. Deze volken, voornamelijk veehouders en akkerbouwers, bleven veel langer op één plaats wonen en konden zich daardoor beter ontwikkelen en breidden hun woongebied al snel uit ten koste van de Khoisan.
Door de komst van de Europeanen in de 17e eeuw bleef er van de Khoisan niet veel meer over; o.a. door pokkenepidemieën. De Hottentotten leven voort in de stammen als de Nama en de Griekwa, terwijl de Bosjesmannen in Botswana en Namibië leven, in de buurt van de Kalahari-woestijn.

Portugezen en Hollanders

In 1488 voer de Portugees Bartholomeu Diaz als eerste Europeaan om het Kaapse Schiereiland en in 1498 volgde de beroemde Vasco da Gama. De Portugezen gebruikten de Kaap als een plaats waar ze vers water en voedsel konden inslaan. Eind 16e eeuw rondde de eerste Hollander de Kaap, Jan Huygen van Linschoten. Begin 17e eeuw volgden vele schepen van de Verenigde Oost-Indische Compagnie (VOC). Ook zij gebruikten de Kaap als rustpunt op hun weg naar het oosten. De eerste permanente bewoners waren de opvarenden van het schip de "Haarlem", dat in 1648 schipbreuk leed in de Tafelbaai. Na een jaar keerden ze echter weer terug naar Holland.

Bartholomeu Diaz

Bartholomeu Diaz schip

De VOC besloot in 1651 dat er een vaste verversingspost aan de Kaap moest komen en stuurde de scheepsarts Jan van Riebeeck op pad. Deze stichtte op 6 april 1652 een ziekenboeg en een station aan Kaap de Goede Hoop waar proviand ingeslagen kon worden. Ook werd er graan, groente en fruit verbouwd en hield men wat vee. Na de periode Van Riebeeck werd het gebied bestuurd door een dertigtal commandeurs, gouverneurs en commissarissen, van wie de bekendste waren: Simon van der Stel (1679-1699) en W.A. van der Stel (1699-1707). Vanaf 1657 mochten ambtenaren maar ook boerengezinnen uit Holland zich als "vrijburgers" vestigen aan de Kaap. Vele Hollandse boerengezinnen maakten daar gebruik van en gestimuleerd door gunstige voorwaarden ontstond er een welvarende landbouwkolonie. Een kolonie in formele zin is Zuid Afrika echter nooit geweest.

Jan van Riebeeck

Jan van Riebeeck aankomst op de kaap

Als arbeidskrachten werden al in hetzelfde jaar slaven uit Oost Azië en West Afrika aangevoerd. Vanaf 1685 kwamen er ook Hugenoten naar de Kaap die met de Hollanders, de slaven en de Khoisan aanvankelijk vreedzaam naast elkaar leefden. Samen met de Hollanders, de Duitsers en de Fransen ontstond het "Afrikanervolk". Conflicten met de Khoisan door de uitbreidingsdrang van de Europeanen namen snel in aantal toe waardoor de Khoisan genoodzaakt waren zich terug te trekken in de lege gebieden van de Kaapkolonie. Door de gebiedsuitbreiding richting oosten kwamen de Europeanen voor het eerst in een bloedig conflict met het Bantoevolken als de Xhosa. In totaal zouden er negen van deze zogenaamde Kafferoorlogen gevoerd worden.
Binnen vijftig jaar na het ontstaan van de landbouwkolonie kwam het tot een serieuze botsing tussen gouverneur W.A. van der Stel en de Afrikaners, die slechts beperkt vertegenwoordigd waren in de centrale regeringslichamen en een aantal keren zelfbestuur eisten voor de kolonie aan de Kaap.

Zuid-Afrika onder Brits bestuur

Toen dit door de VOC, en in 1784 ook door de Staten-Generaal, geweigerd werd, schudden zij in februari 1795 in de districten Graaff-Reinet en Swellendam het gezag van de VOC af en plaatsten zich onder een "soort van onafhankelijke eigen Constitutie" direct onder het gezag van de Nederlandse Republiek. De bloeiperiode van de VOC was toen al voorbij en in 1791 had de VOC zich al terug getrokken uit Zuid-Afrika. Met de eerste bezetting van de Kaap door Groot-Brittannië in 1795 werd een eind gemaakt aan het bestaan van de "onafhankelijke" staten. In 1803 kwam de Kaap op grond van de Vrede van Amiens nog onder het gezag van de Bataafse Republiek, maar in 1806 veroverde Groot-Brittannië het gebied weer en kreeg het in 1814 blijvend in bezit.
Toen de Britten eind 18e eeuw arriveerden woonden er ca. 6000 Hollanders, 5600 Duitsers en 2400 Fransen in Zuid Afrika (tezamen Boeren of Afrikaners genoemd). Verder woonden er ongeveer 15.000 Khoisan en 25.000 slaven. Onder het Britse bestuur kreeg de economie flinke impulsen door de wijnbouw en de export van wol. Buiten Kaapstad verzetten de vrijgevochten Boeren zich hevig tegen de strakke regels die de Britten hen probeerden op te leggen. Ook de verstandhouding met het Bantoevolk liet te wensen over toen de kolonisten Bantoeland aangeboden kregen als landbouwgrond.
Aan het eind van de 18e eeuw ontstonden er spanningen tussen de verschillende bevolkingsgroepen door de groeiende bevolking en de daaropvolgende druk op de bestaansmiddelen. De Bantoevolken onderling vochten ook regelmatig met economische bronnen als inzet. De Zoeloes onder leiding van Shaka wisten hun gebied sterk uit te breiden en de andere Bantoevolken werden verdreven. Door deze oorlogen raakte het noorden en het noordoosten ontvolkt en trokken andere stammen (o.a. Sotho en Swazi) zich terug in de bergen en vormden daar verschillende koninkrijkjes. In 1828 werd Shaka vermoord door zijn broer Dingane.
Ook de Boeren hadden steeds meer behoefte aan een nieuw land en wilden onder de druk van de Britten uitkomen. De Boeren hadden ook grote bezwaren tegen de proclamatie van het Engels tot enige officiële taal en tot enige voertaal bij het onderwijs. Ook de afschaffing van de slavernij en de vestiging van 5000 Britse emigranten in de Kaapkolonie zette kwaad bloed.
Na de zesde Kafferoorlog met de Xhosa in 1834 trokken de Boeren, ook wel Voortrekkers genoemd, met ossenwagens (later het symbool van de onafhankelijkheidsstrijd) naar het noorden (Grote Trek). Conflicten met de Ndebele en de Zoeloes werden in het voordeel van de Boeren beslist en na de Slag bij de Bloedrivier met de Zoeloes werden gedeeltes van Natal in beslag genomen. Hier stichtten de Boeren de republiek Natalia die werd geregeerd door een gekozen Volksraad.
Sedert 1842 begon Groot Brittannië die republiek op te breken: in 1842 door de verovering van de streek ten oosten van de Drakensberge (Natal) en in 1846 door de annexatie van de streek ten zuiden van de Vaalrivier onder de naam "Orange River Sovereignity". In 1848 probeerden de Boeren zich vergeefs met geweld opnieuw in het gebied te vestigen.
Toch konden ze niet voorkomen dat de Boeren eigen republieken stichtten in Transvaal (1852) en Oranje Vrijstaat (1854). De onafhankelijkheid door Groot Brittannië werd gewaarborgd en erkend in twee traktaten, resp. de Conventie van Zandrivier en de Conventie van Bloemfontein. Groot Brittannië antwoordde hierop met het uitroepen van Natal als officiële kolonie in 1856. Groot Brittannië eerbiedigde de bepalingen van genoemde traktaten al snel niet meer, zoals blijkt uit de annexatie van Basoetoland (1868), van de Transvaalse en vooral Vrystaatse diamantvelden (1871) en uiteindelijk van de Zuid-Afrikaanse Republiek zelf (1877) na de ontdekking van de Lydenburgse goudvelden. De Boeren en de Britten vochten ook regelmatig conflicten uit met de Bantoevolken; de Boeren met de Sotho's en de Britten vochten een oorlog uit met de Zoeloes die in 1879 in het voordeel van de Britten beslecht werd tijdens de Slag bij Ulundi. In 1887 annexeerden de Britten Zoeloeland.

Boerenoorlogen

Tevens wilde men hierdoor de positie van de zwarte bevolking verbeteren. Daar kwamen de Boeren onder leiding van Paul Kruger in 1880 in opstand tegen en de eerste Boerenoorlog was een feit. In de Slag om Majuba Hill werden de Britten verslagen, kregen de Boeren in 1881 Transvaal terug en werd Paul Kruger president van een autonoom Transvaal. Ondertussen hadden de Duitsers zich gevestigd in Zuidwest Afrika (nu: Namibië) en waren de Britten bang dat die zouden gaan samenspannen met Transvaal.
Daartoe werd in 1885 het protectoraat Bechuanaland (nu: Botswana) uitgeroepen met Cecil Rhodes aan het hoofd. Samen met zijn British South African Company probeerde hij een Britse corridor van de Kaap tot Caïro in Egypte te realiseren. Daarvoor koloniseerde hij ook het gebied Rhodesië, het huidige Zimbabwe en Zambia. Om zijn idealen verder te verwezenlijken was het wel nodig dat Zuid Afrika centraal bestuurd zou worden en daar paste een autonoom Transvaal natuurlijk niet bij. Bovendien was in 1886 goud ontdekt in Witwatersrand en verschoof het economische zwaartepunt van de Kaap naar het noordelijker gelegen Johannesburg.
De Britten verloren hierdoor steeds meer gezag en Rhodes probeerde samen met landgenoot Jameson het Boerengezag in Transvaal omver te werpen. Deze zogenaamde Jameson's Raid in 1895 mislukte echter volkomen.

Paul Kruger

Louis Botha

In 1899 verklaarden de Britten na een lange diplomatieke twist opnieuw de oorlog aan de Boeren (tweede Boerenoorlog). De Boeren verdedigden zich uit alle macht maar door voedselgebrek en uitblijvende hulp werd het Verdrag van Vereeniging gesloten en kwam Oranje Vrijstaat en Transvaal onder Brits gezag, maar hielden een grote mate van zelfbestuur.
Paul Kruger kon deze situatie niet aan, vertrok naar Nederland en werd opgevolgd door kolonel Jan Smuts. In 1910 verenigden Transvaal, Kaapkolonie, Oranje Vrijstaat en Natal zich in de Unie van Zuid-Afrika en Louis Botha werd de eerste premier. Om zowel de Boeren als de Britten tevreden te stellen werd besloten om het parlement in Kaapstad te vestigen, de regering in Pretoria en het hooggerechtshof in Bloemfontein. De unie bleef onderdeel van het Britse rijk, maar besliste zelf over binnenlandse aangelegenheden. De positie van de niet-blanken werd steeds slechter. Bantoegebieden als Transkei en Swaziland kregen een speciale status en Natal werd ingelijfd door Boeren. Eind 19e eeuw mochten niet-blanke bevolkingsgroepen zich niet overal zomaar vestigen. Protest hiertegen uitte zich onder andere in het geweldloze verzet van de Indiërs onder leiding van Mahatma Gandhi. De Afrikanen waren ontevreden over de verzoeningspolitiek van Botha en zijn Suid-Afrikaanse Party (SAP). Figuren als generaal Jan Hertzog waren ontevreden over de Britse dominantie in de economie en tegen diens streven naar gelijkwaardigheid tussen "die swart gevaar" en de blanke bevolking. De oprichter van het zwarte ANC (African National Congres) gooide nog eens olie op het vuur en Hertzog stichtte daarop de Nasionale Party, en afsplitsing van de SAP.
In de Eerste Wereldoorlog steunde Botha Groot Brittannië, wat weer anti-Britse gevoelens opriep. De republikeinse gedachte kwam weer naar voren: Zuid Afrika, los van Groot Brittannië, zou buiten Britse oorlogen kunnen blijven. Verder viel men het Duitse Zuidwest Afrika aan en nam het bestuur daar over. Dit leidde tot de "Rebellie", waaraan de generaals Beyers, De la Rey, De Wet en Kemp deelnamen. De opstand mislukte, maar versterkte de gelederen van de Nasionale Party.
Na de Eerste Wereldoorlog werd Zuidwest Afrika met toestemming van de Volkenbond (nu: Verenigde Naties) een mandaatgebied van de unie. Na de dood van Botha volgde Jan Smuts hem in 1919 op en weer drie jaar later werd Smuts opgevolgd door de nationalist Hertzog, onder wiens bewind het Afrikaanse officieel de tweede taal werd. Ook werd onder diens bewind de kiem voor de apartheid gelegd. Hij streefde naar meer onafhankelijkheid ten opzichte van Groot Brittannië en beperkte de vrijheden van de niet-blanke bevolking. Hij wist in 1926 op een Rijksconferentie te Londen de beroemde formule erdoor te drukken, dat binnen het Britse Rijk zowel Groot Brittannië als de Dominions autonome en gelijkwaardige gemeenschappen zouden zijn, vrijwillig geassocieerd onder de Kroon.
In de jaren dertig, toen ook Zuid-Afrika getroffen werd door de werelddepressie, fuseerde de Suid Afrikaanse Party van Smuts met de Nasionale Party van Hertzog en vormde de Verenigde Party. Enkele nationalistische hardliners scheidden zich meteen af en stichtten onder leiding van D.F. Malan de Gesuiwerde Nasionale Party, met als belangrijkste orgaan de Broederbond. Generaal Hertzog werd leider, generaal Smuts onderleider. Midden in deze ontwikkeling kwam de oorlogsverklaring van Groot-Brittannië aan Duitsland in het begin van september 1939. Een voorstel van generaal Hertzog om neutraal te blijven werd verworpen en een voorstel van generaal Smuts om oorlog te verklaren werd aangenomen. De gouverneur-generaal weigerde parlementsontbinding, Hertzog bedankte als premier en Smuts werd premier van een coalitiekabinet dat alle partijen omvatte, behalve de Nasionale Party van Malan, waar zich nu echter Hertzog (tijdelijk) en een groot aantal van zijn volgelingen bij aansloot, en die de naam Herenigde Nasionale Party kreeg. In de Tweede Wereldoorlog speelde Zuid Afrika militair een belangrijke rol zowel in Afrika (o.a. in Ethiopië) als in Europa (Italië).

Apartheid wordt regeringspolitiek

Na de oorlog vaardigde de Verenigde Party vaardigde enkele repressieve wetten uit die op veel steun van de blanke bevolking konden rekenen. De andere bevolkingsgroepen waren uiteraard minder te spreken hierover en het verzet hiertegen nam al snel grote vormen aan. Smuts verloor dan ook steeds meer aanzien door de toenemende krachtige positie van de niet-blanke bevolking. De blanken zagen hun bevoorrechte positie steeds meer in gedrang komen en trokken steeds meer naar Malan die in 1948 dan ook de verkiezingen won en kon starten met het verfoeilijke apartheidsbeleid.
Zijn idee was om de diverse bevolkingsgroepen in gescheiden woongebieden te laten leven waardoor ze hun eigen identiteit zou behouden. Het eerste verzet tegen deze plannen en de uitvoering ervan was ongestructureerd en marginaal. Pas in 1952 organiseerde het ANC een "Nationale Ongehoorzaamheidscampagne". In 1955 nam het Congress of the People, protestorganisaties van allerlei rassen en kleur, het Vrijheidsmanifest aan. Hierin werd verklaard dat Zuid Afrika van alle bevolkingsgroepen (ook blanken) was en dat de politieke macht ook verdeeld zou moeten worden over de bevolkingsgroepen. Dit vrijheidsmanifest zou voortaan als handvest voor het ANC gaan gelden. Toch was ook het ANC verdeeld. In 1959 werd het Pan Afrikanist Congress (PAC) opgericht door een groep ANC-ers die vonden dat er in het ANC geen plaats voor blanken kon zijn.
Onder de opvolgers van Malan (beperkt stemrecht voor kleurlingen), Johannes Strijdom in 1954 en Hendrik Verwoerd in 1958, werd zijn beleid om zwarten zelfstandige thuislanden toe te wijzen en geen vertegenwoordigers meer in de Zuid Afrikaanse regering te hebben voortgezet, en de positie van de blanken werd steeds sterker. In 1961 werd dan ook alleen de blanke bevolking geraadpleegd over de relatie met Groot Brittannië. Een grote meerderheid koos voor onafhankelijkheid en Zuid Afrika werd uitgeroepen tot republiek.
Het jaar 1961 was ook het jaar van "Sharpeville", waar bij een demonstratie van het PAC tegen de pasjeswetten 69 doden vielen.
De regering riep de noodtoestand uit, ANC en PAC werden verboden en de macht van leger en politie werden steeds groter. Zowel het PAC als het ANC zag zich genoodzaakt om ondergronds een militaire afdeling op te richten die zich met geweld verzette tegen het apartheidsbeleid. Belangrijke zwarte leiders als Nelson Mandela en Walter Sisulu werden echter in 1963 gevangengenomen en tot levenslang veroordeeld, waardoor de zwarte oppositie in de jaren zestig erg verzwakte. Premier Verwoerd werd in 1966 vermoord.
Zijn opvolger, J.B. Vorster, was als minister van Justitie verantwoordelijk geweest voor de wetgeving ter bestrijding van de oppositie tegen de apartheid en ging nu de door Verwoerd ontworpen thuislandenpolitiek, die territoriale segregatie vorm moest geven, uitvoeren. Begin jaren zeventig herstelde de zwarte oppositie zich weer door de oprichting van de Black Consciousness Movement van Steve Biko en een versterking van de zwarte vakbonden die vele stakingen organiseerden. In 1976 liep een demonstratie in Soweto tegen het verplichte gebruiken van het Afrikaans op de scholen uit op een bloedbad: meer dan 1000 doden.
Bij de begrafenis van Steve Biko kwam het weer tot ongeregeldheden. Biko overleed op 12 september 1977 aan verwondingen opgelopen in een politiecel.

Steve Biko

ANC-vlag

De internationale gemeenschap vaardigde hierop een wapenboycot uit. In 1978 trad premier Vorster af en nam Pieter Willem Botha de leiding over van de regerende Nasionale Party. Hij voorzag al snel dat het blanke Zuid-Afrika geen lange toekomst meer beschoren zou zijn en gaf de Aziaten en de kleurlingen een eigen kamer in het parlement. Ook probeerde hij door de vorming van een zwarte middenklasse een dam op te werpen tegen het ANC, dat onder de zwarte bevolking steeds meer aanhang verwierf. Ook de regeringen van de zwarte thuislanden, onder meer die van Kwa Zulu (waar G. Buthelezi met zijn Inkatha-beweging lange tijd populariteit genoot), werden tot dat doel ingeschakeld.
Dit veranderde de slechte positie van deze groepen nauwelijks, om over het zwarte deel van de bevolking nog maar te zwijgen. Zij hadden alleen maar iets te zeggen in de door niemand officieel erkende thuislanden. Toch hadden deze voorzichtige hervormingen wel degelijk gevolgen. Zo splitsten de Conservatieve Party onder leiding van Andries Treurnicht zich af van de Nasionale Party. Bovendien verenigde zich meer dan 600 Zuid-Afrikaanse organisaties zich in het United Democratic Front (UDF) dat zich ging inzetten voor de strijd tegen het apartheidsregime.
Het buitenland begon zich te roeren en er volgden verschillende (o.a. economische) sancties tegen het apartheidsregime. Ook de buurlanden in Zuidelijk Afrika, de "frontlijnstaten", keurden het apartheidsbeleid af en probeerden Zuid Afrika economisch te treffen door te proberen om minder afhankelijk te worden van Zuid Afrika. In de jaren tachtig nam de buitenlandse druk steeds verder toe en beetje bij beetje werd het apartheidsbeleid ontmanteld. Maar eerst werden halverwege de jaren tachtig de vrijheidsmaatregelen aangescherpt om onlusten te voorkomen. Dit leidde tot een volksopstand georganiseerd door het ANC-in-ballingschap, die gewelddadig werd neergeslagen. Botha riep daarop de noodtoestand uit en op dat moment was Zuid Afrika in feite een politiestaat geworden, en kregen leger, politie en inlichtingendiensten vrij spel.

Internationaal protest en Nelson Mandela komt vrij

De internationale gemeenschap reageerde door Zuid Afrika steeds verder te isoleren. Ook de in de COSATU verenigde vakbonden oefenden steeds meer druk uit op de regering-Botha en eisten tevens de vrijlating van Nelson Mandela, hét symbool va de strijd tegen de apartheid.
Het verbod op vreedzame oppositie tegen de apartheid, in 1988 afgekondigd, riep een storm van internationale protesten op. Intussen laaide in Natal de strijd tussen de rivaliserende zwarte groeperingen ANC (voornamelijk Xhosa) en de Inkatha-beweging van Buthelezi (voornamelijk Zoeloe) weer op.
Begin 1989 trad Botha om gezondheidsredenen als premier en later als president terug en met het aantreden van de nieuwe man van de Nasionale Party, Frederik Willem de Klerk, raakte het hervormingsproces in een onomkeerbare stroomversnelling. De Klerk begreep dat het zo niet langer kon en besloot in 1990 tot de vrijlating van Nelson Mandela. Verder schafte hij de meeste apartheidswetten af en werden alle oppositiepartijen (o.a. ANC en PAC) gelegaliseerd. Over de zelfstandigheid van Namibië werd in de loop van de jaren tachtig onderhandeld, hetgeen ten slotte leidde tot de onafhankelijkheidsverklaring van dat land op 21 maart 1990. Zuid Afrikaanse troepen trokken zich uit Namibië terug. De Walvisbaai-kwestie werd in sept. 1993 opgelost toen Zuid Afrika erin toestemde het gebied per 1 maart 1994 aan Namibië te zullen overdragen.

de Klerk Frederik Willem

Mandela Nelson

Buthelezi Mangosuthu

De laatste apartheidswet, de Wet op de Persoonsregistratie werd in 1991 afgeschaft. In september 1991 tekenden De Klerk, Mandela en Buthelezi samen met 23 andere organisaties een nationaal vredesakkoord, waarin de partijen zich onder meer verplichtten het geweld in te perken. Desondanks nam de gewelddadige rivaliteit tussen met name ANC-leden en de Zoeloe van Inkatha-leider Buthelezi niet af. Vooral in Natal en in de stedelijke gebieden in Transvaal (o.a. Soweto) vielen veel slachtoffers.
Op 17 maart 1992 werd Nelson Mandela eindelijk vrijgelaten en konden de onderhandelingen over een nieuwe grondwet en een nieuwe regering beginnen (CODESA = Convention for a Democratic South Africa). In een referendum, gehouden in 1992, bleek dat de meeste blanken achter de hervormingen stonden maar de leiders De Klerk (NP), Nelson Mandela (ANC) en Buthelezi (Inkatha Freedom Party van de Zoeloes) konden geen enkele overeenstemming bereiken. Zo verschilden ANC en IFP al ernstig van mening over het bestuur van de Zoeloegemeenschap in Natal. Dit leidde in Natal en de townships rond Johannesburg tot zeer gewelddadige confrontaties tussen de aanhangers van beide partijen. Duizenden zwarten stierven en alle partijen stonden machteloos. In april 1992 hief de EG de olieboycot (vanaf 1985 van kracht) op, alsmede de sportboycot en het verbod op wetenschappelijke en culturele contacten met Zuid Afrika. De inspanningen van De Klerk en Mandela om op een voor de blanke bevolking acceptabele wijze tot een zwarte meerderheidsregering te komen, leidde in 1993 tot de toekenning van de Nobelprijs voor de vrede aan beiden.

Eerste democratische verkiezingen

In 1993 kwam men overeen dat een voorlopig parlement en een regering van nationale eenheid tot 1999 het land zou moeten besturen. Ondanks protesten en geweld van blanke extremisten werden van 26 tot 29 april 1994 de eerste democratische verkiezingen in Zuid Afrika gehouden. Nelson Mandela werd de grote winnaar en het ANC de grootste partij met 62% van de stemmen. De NP (20%) en de IFP (10%) haalden alleen een meerderheid in respectievelijk de West-Kaap en Kwazulu Natal. President werd Nelson Mandela, met als vice-presidenten De Klerk (NP) en Thabo Mbeki (ANC). Mandela's programma voorzag o.a. in de bouw van een miljoen huizen in vijf jaar tijd en verbeteringen in het onderwijs en de gezondheidszorg. De internationale wereld erkende het nieuwe landsbestuur meteen en maakte formeel een einde aan de sancties tegen Zuid Afrika. Het land werd lid van grote internationale organisaties als Verenigde Naties (juni 1994), OAE en OMF.
Nelson Mandela trad zoals afgesproken af en gaf de leiding over aan Thabo Mbeki. De mensenrechtensituatie tijdens apartheidsregime werd onderzocht door de Waarheids- en Verzoeningscommissie onder leiding van aartsbisschop Desmond Tutu.
President Mandela, die in 1995 aankondigde dat hij na afloop van zijn ambtstermijn in 1999 niet herkiesbaar was, kreeg al spoedig te maken met enkele crises. Zo trok dominee Allen Boesak, een belangrijke figuur binnen het ANC, zich terug als kandidaat-ambassadeur van Zuid Afrika bij de VN na beschuldigingen dat hij hulpfondsen, bestemd voor sociale projecten, in eigen zak had gestoken.
Verder kwam Winnie Mandela, van wie president Mandela gescheiden leefde, in opspraak door een reeks uitspraken waarin zij zich distantieerde van het regeringsbeleid en door financiële schandalen. Ook werd zij beschuldigd van betrokkenheid bij een aantal moorden. In mei 1995 beschuldigde Mandela Inkatha van het aanwakkeren van het geweld in de provincie KwaZulu/Natal, waarbij meer dan 2000 doden vielen. Lokale verkiezingen in november 1995 leverden een overwinning met tweederde van het aantal uitgebrachte stemmen op voor het ANC.
In mei 1996 stemde de Constitutionele Assemblee met overgrote meerderheid in met de nieuwe Grondwet, die na de verkiezingen van 1999 van kracht zal zijn. In mei 1996 stapte de Nasionale Party uit de Regering van Nationale Eenheid en ging in de oppositie verder onder de naam New National Party. Een maand eerder opende bisschop Tutu de eerste zitting van de Commissie voor Waarheid en Verzoening, die was ingesteld om duidelijkheid te verkrijgen over de misdrijven uit het apartheidsverleden. Daders van de "vuile oorlog" zouden amnestie krijgen als zij voor de Commissie volledig opening van zaken zouden geven.
De regering voerde een behoedzaam economisch beleid, gericht op terugdringing van het begrotingstekort en belastingverlaging voor de lage en midden-inkomens. Het BNP groeide met ruim 4% en de inflatie liep terug tot ruim 7%. In het gebied van Johannesburg werden legereenheden ingezet voor misdaadbestrijding. De onveiligheid was een belangrijke reden voor de aarzelende houding van internationale investeerders.

21e Eeuw

Op 14 april 2004 vonden voor de derde keer sinds het einde van de apartheid nationale verkiezingen plaats. President Mbeki werd herkozen. De opkomst lag rond de 75%, wat op een blijvend hoog niveau van politieke betrokkenheid wijst, zij het dat deze nog steeds "identiteitspolitiek" gericht is. Het ANC behaalde meer dan tweederde (bijna 70%) van de uitgebrachte stemmen, waardoor het nu in een positie is eenzijdig grondwetswijzigingen door te kunnen voeren. De eerste indicaties geven echter aan dat het ANC niet van die mogelijkheid gebruik zal maken, maar eerder de consensus zoekt. President Mbeki heeft dan ook een aantal niet-ANC-ers in zijn regeringsploeg opgenomen, waarbij het opvallend genoeg om leden van de The New National Party (NNP) gaat die uit de oude " apartheidspartij" National Party is voortgekomen. Zowel de NNP als de IFP verloren stemmen en zetels in de verkiezing, waardoor het ANC nu de grootste partij is in alle negen provincies en (met uitzondering van Kwazulu Natal) in alle provincies de absolute meerderheid heeft. In augustus 2004 gaf NNP-leider Van Schalkwyk te kennen, dat het NNP in het ANC zou opgaan. Een opmerkelijke stap, waardoor de grondleggers van de apartheid nu opgaan in de partij die dat stelsel het felst heeft bestreden.
Ook de landhervormingkwestie, bestaande uit landrestitutie, landherverdeling en herziening van de eigendomsverhoudingen, vormt een belangrijk onderdeel van het transformatieproces in Zuid-Afrika. Gebaseerd op een systeem van willing buyer, willing seller wordt grond aangekocht voor teruggave aan of herverdeling onder voormalig achtergestelde bevolkingsgroepen. Het proces verloopt echter naar de menig van velen te traag. Tijdens de Land Summit van november 2005 werden doortastender maatregelen aangekondigd, waarbij bijvoorbeeld het middel van de onteigening waarschijnlijk minder zou worden geschuwd.
De groeiende tegenstellingen binnen de alliantie kwamen nog eens extra scherp voor het voetlicht rond de lokale verkiezingen van 1 maart 2006, waarbij het ANC overigens tegen de meeste verwachtingen de absolute meerderheid in de meeste districten behield. Alleen in Kaapstad moest het ANC de macht afstaan aan de Democratic Alliance.
Een ander gegeven, dat de politieke verhoudingen in Zuid-Afrika (en vooral binnen het ANC) op scherp heeft gezet, wordt gevormd door de gebeurtenissen rond ex-vicepresident Jacob Zuma. Zuma wordt verdacht van fraude en corruptie in een grote wapentransactie, waarbij de vooraanstaande ANC-zakenman Schabir Shaik was betrokken. Shaik is inmiddels veroordeeld en de rechter oordeelde, dat zijn verhouding met Zuma “generally corrupt” was. De zaak tegen Zuma start in juni 2006. Zuma werd vanwege deze kwestie en hangende de rechtszaak door president Mbeki aan de kant gezet en vervangen door Mevr. Phumzile Mlambo-Ngcuka. Daarnaast werd Zuma in november 2005 geconfronteerd met een aanklacht wegens verkrachting van een 31-jarige huisvriendin en seropositieve AIDS-activiste. Hangende deze zaak moest Zuma ook zijn leiderschapsactiviteiten binnen het ANC neerleggen. Zuma, en grote delen van het ANC menen dat beide zaken onderdeel uitmaken van een complot tegen hem, om hem er van te weerhouden zich kandidaat te stellen voor het presidentschap in 2009, als er een eind komt aan Mbeki’s termijn. Inmiddels is Zuma van de aanklacht wegens verkrachting vrijgesproken en heeft hij zijn taken binnen het ANC hervat. Hoewel beide kwesties de positie van Zuma hebben verzwakt, is zijn rol zeker nog niet uitgespeeld. Binnen het ANC en tussen de Alliantiepartners heeft een en ander geleid tot een felle strijd over de opvolging van President Mbeki. In december 2007 wordt Zuma voorzitter van het ANC, dat versterkt zijn positie als presidentskandidaat. In mei 2008 steekt etnisch geweld de kop op tegen immigranten uit Malawi, Zimbawe en Mozambique. In september 2008 treed Mbeki onder druk van het ANC af en wordt Kgalema Motlanthe gekozen tot interim-president tot de presidentsverkiezingen van 2009, waar Zuma de grootste kanshebber is. In mei 2009 wordt Zuma gekozen tot president. In juni 2010 is Zuid-Afrika gastheer van het WK voetballen.

Economie en Toerisme


Algemeen
De Zuid Afrikaanse economie is veruit de grootste van het Afrikaanse continent met een binnenlandse productie van 288,7 miljard dollar in 1998. Een ander groot Afrikaans land, Nigeria, kwam in hetzelfde jaar tot 99,7 miljard dollar. Nederland produceerde in 1998 339 miljard dollar en België 240 miljard dollar. De beroepsbevolking telde rond de eeuwwisseling ca. 16 miljoen mensen die voornamelijk in de mijnbouw, industrie en de dienstverlening werkzaam zijn. Ongeveer 30% van de beroepsbevolking is volgens officiële cijfers werkloos; in werkelijkheid is dit aantal zeer waarschijnlijk veel hoger, met name onder de zwarte bevolking. Door de hoge werkloosheid probeert de zwarte bevolking op allerlei manieren in haar levensbehoeften te voorzien. Deze informele sector, die steeds groter en belangrijker wordt, bestaat bijvoorbeeld uit het verkopen van groenten en fruit, pottenbakken, het maken van matten en manden, taxibedrijfjes. Een probleem vormen de vele illegale immigranten uit o.a. Swaziland, Lesotho, Mozambique, Zimbabwe, Botswana en Malawi. Door de zeer lage lonen die zij ontvangen vormen ze een bedreiging voor de Zuid Afrikaanse werknemers.
De economie van Zuid Afrika zit tweeslachtig in elkaar. De moderne ontwikkelde economie in en rond enkele grote steden staat in sterk contrast met de vele onderontwikkelde gebieden waar men zich praktisch alleen bezighoud met een soort overlevingslandbouw. In sommige zwarte townships en in de voormalige thuislanden zit waarschijnlijk tachtig procent van de beroepsbevolking zonder werk.
De ontwikkeling van de moderne economie is het sterkst in het industriële hart van Zuid Afrika, Zuid Transvaal, dat begon met de vondst van daar aanwezige delfstoffen, o.a. goud en diamanten sinds eind 19e eeuw. Door de aanwezigheid van zeehavens zijn andere belangrijke industriële gebieden Durban, Port Elizabeth en de Westelijke Kaap.
Om te voorkomen dat er veel zwarten zouden migreren naar de blanke ontwikkelde gebieden trachtte de regering ook om de zwarte thuislanden economisch te steunen. Dit beleid mislukte grotendeels en bovendien hadden de industriële centra steeds meer (goedkope) arbeidskrachten nodig. Men probeerde beide problemen op te lossen door net over de grenzen van de thuislanden nieuwe industrieën te vestigen, de zogenaamde "grensnijwerhede".
Voor de Eerste Wereldoorlog was er uitsluitend wat mijnbouw. Pas na de Eerste Wereldoorlog begon de industrie, sterk gestimuleerd door de overheid, zich goed te ontwikkelen. Dit deed men ook om de dreigende buitenlandse overheersing van de industrie te voorkomen en een echte Afrikaner industrie op te bouwen.
Tussen 1945 en 1970 kende de gehele Zuid Afrikaanse economie, behalve de landbouw, een constante sterke economische groei en het Bruto Nationaal Product (bnp) groeide tussen 1960 en 1970 met 76%. Zeer belangrijk voor Zuid Afrika als goudproducerend land is uiteraard de prijs van het goud op de wereldmarkt en werkt als de motor voor de economie, maar zorgt bij dalende prijzen voor veel economische problemen.
Begin jaren zeventig kwam de Zuid Afrikaanse economie zwaar in de problemen door de wereldwijde economische recessie en de economische sancties van het buitenland na het bloedbad in Soweto in 1976. Alleen al de kosten van het olie-embargo kostte Zuid-Afrika minimaal 25 miljard dollar en de economische groei kwam in de jaren tussen 1975 en 1988 niet hoger uit dan 2%. Allerlei regeringsmaatregelen haalden niet veel uit en ook nu nog is de economische macht in handen van enkele multinationals.
De economische ongelijkheid in het land zorgt er ook voor dat miljoenen vooral zwarte mensen onder de armoedegrens leven. Toch heeft Zuid Afrika de mogelijkheden in zich om economisch te groeien, maar daar moet dan wel iedereen van profiteren. Te grote verschillen in de inkomensverdeling tussen blanken en zwarten zorgen onvermijdelijk voor grote spanningen tussen beide bevolkingsgroepen en vormen een groot gevaar voor de politieke en economische stabiliteit.
Sinds 1995, het einde van het economische isolement, is er een reële groei van het bnp door een groot optimisme, hoge verwachtingen en effectieve nieuwe buitenlandse investeringen. Ook de export trok weer aan, maar ook de binnenlandse vraag nam snel toe waardoor het overschot op de betalingsbalans dreigde te dalen. Het beleid van de regering is er in het algemeen op gericht om de economische groei groter te maken, niet zozeer om die groei gelijkelijk te herverdelen onder blanken en zwarten. En om een gezonde economie te creëren zal er ook nog veel meer door het buitenland geïnvesteerd moeten worden.

Landbouw, visserij en bosbouw

Buiten de vier grote bevolkingsagglomeraties is de landbouw de overheersende activiteit. Ook hier weer de tegenstelling tussen de moderne "blanke" landbouw en de "zwarte" landbouw die puur in de eigen behoefte voorziet. Bovendien is 87% van Zuid Afrika's landbouwgrond in bezit van blanke boeren, waardoor de mogelijkheid om een zelfstandig bestaan op te bouwen vrijwel nihil is. In de goede oogstjaren is Zuid Afrika een van de weinige landen ter wereld die meer voedsel exporteren da importeren.
ets meer dan 10% van de totale oppervlakte van Zuid Afrika wordt gebruikt voor de landbouw, die sterk afhankelijk is van de fysische en geografische omstandigheden. De extreem droge periodes in de jaren tachtig en negentig hadden dan ook grote negatieve gevolgen voor de landbouw.
Het regeringsbeleid is er op gericht om via subsidies landbouwoverschotten te exporteren en belangrijk volksvoedsel als maïs goedkoop aan de massa te verkopen. Andere belangrijke producten zijn zonnebloem- en katoenzaden, tabak, aardnoten, suiker en citrusvruchten, zeker ook voor de export.
Het westen van de Kaapprovinsie is van groot belang voor de wijnbouw. Zuid-Afrikaanse wijn is op steeds meer schappen van de Europese supermarkten te vinden en wordt door de kenners zeer gewaardeerd.
Schapenteelt is het belangrijkste onderdeel van de veehouderij. Maar ook de rund- en varkenssvlees, pluimvee, eieren en wol zijn belangrijke producten.
De visserij bestaat vooral van de vangst van kabeljauw, ansjovis, sardines en makreel. Jaarlijks wordt meer dan één miljoen ton vis aan de westkust in de Atlantische Oceaan gevangen. De vissersvloot bestaat uit meer dan 4000 schepen en er zijn ca. 20.000 mensen werkzaam in de visserij.
De bosbouw levert aan ca. 100.000 mensen werk en ca. 1% van het grondgebied is bosareaal. De economisch belangrijkste houtsoorten zijn acacia en eucalyptus. Stinkhout is een van de duurste meubelhoutsoorten ter wereld.

Mijnbouw

Voor de economie is de mijnbouw de tweede belangrijkste sector. Van de zestig gedolven grondstoffen is goud nog steeds het belangrijkste mijnbouwproduct, ondanks de afnemende productie door o.a. de uitputting van verschillende mijnen.
Meer dan driekwart van de binnenlandse energievoorziening is afhankelijk van de steenkool en bovendien is Zuid Afrika en van de grootste exporteurs van elektriciteitskolen.
Zuid-Afrika is verder de grootste producent ter wereld van met name platinum-metalen en verder van vanadium, chroom en andalusiet. Ook is het land een belangrijk producent van diamanten, asbest, fluorspar, ijzer, lood, mangaan, antimonium, nikkel, uranium en vermiculiet.

Industrie

In tegenstelling tot de meeste andere Afrikaanse landen neemt de industrie een belangrijke plaats in de economie in. Er bestaan nog (semi-) staatsbedrijven die echter in snel tempo geprivatiseerd worden. Belangrijkste industriegebied is Zuid Transvaal en verder de West-Kaap, Durban en omstreken en Port Elizabeth/Uitenhage.
Belangrijkste sector is de ijzer- en staalindustrie, en verder de automontagebedrijven en de fabricage van autobanden, de voedingsmiddelen- en de chemische industrie. Ook wapens zijn een belangrijk exportproduct. In drie grote fabrieken wordt naar schatting 20% van de nationale aardoliebehoefte gehaald uit de productie van olie uit steenkool. Sasol heeft een omvangrijke chemische industrie ontwikkeld en levert onder meer ammoniumsulfaat, teer, was, oplosmiddelen, kunststoffen, synthetisch rubber en gas. Sinds in 1982 de Regional Industrial Development Policy uitgangspunt werd voor het industriebeleid stond decentralisatie hoog in het vaandel. Deze ontwikkeling bleef evenwel tot enkele gebieden beperkt.
De economische vooruitzichten voor de industrie zijn niet goed: de afhankelijkheid van export van primaire grondstoffen is groot, de scholing van werknemers en de productiviteit zijn laag, terwijl de technologische ontwikkeling zeer beperkt is

Energievoorziening

Ook met de energievoorziening is het levert de Zuid Afrikaanse situatie weer een merkwaardig beeld op. Terwijl Zuid Afrika aan de ene kant de grootste elektriciteitsproducent en exporteur van Afrika is, beschikken meer dan 20 miljoen Zuid Afrikanen niet over elektriciteit. Zij moeten het vaak nog alleen met brandhout doen. Kernenergie en waterkracht leveren ook een substantiële bijdrage aan de productie van Zuid Afrikaanse elektriciteit.

Handel

Zuid Afrika is in hoge mate afhankelijk van de internationale handel. Ingevoerd worden vooral machines, voertuigen, aardolie en chemische producten. In 2000 werd er voor 25,6 miljard dollar geïmporteerd en de belangrijkste importpartners zijn Duitsland, de Verenigde Staten, Groot Brittannië en Japan. De export omvat agrarische producten en voor ruim de helft delfstoffen (waaronder goud, dat goed is voor een kwart van het totaal). De belangrijkste exportpartners zijn Groot-Brittannië, Italië, Japan, de Verenigde Staten en Duitsland.
Zuid Afrika vormt een douane-unie met Botswana, Lesotho, Swaziland en Namibië

Verkeer en toerisme

Zuid Afrika beschikt over een uitgebreid (359.000 km.) en goed onderhouden wegennet. Een deel daarvan valt onder de verantwoordelijkheid van de centrale overheid en een deel valt onder de provinciale overheden.
Het spoorwegnet is voor een derde deel geëlektrificeerd. Een groot deel is echter buiten werking gesteld, waardoor de lengte afnam van 34.000 tot 21.500 kilometer. Enkele spoorlijnen, voornamelijk voor vrachtvervoer, worden geëxploiteerd door particuliere maatschappijen.
De grootste haven van Afrika is Durban en het is tevens de belangrijkste haven van Zuid Afrika. Andere belangrijke zeehavens zijn: Kaapstad, Port Elizabeth, Oost Londen, Saldanah Bay en Richard's Bay.
De nationale luchtvaartmaatschappij is South African Airways, dat de internationale luchtverbindingen onderhoudt. Van de internationale luchthavens zijn Jan Smuts Airport (Johannesburg), D.F. Malan Airport (Kaapstad) en Louis Botha Airport (Durban) de belangrijkste. Er zijn verder 200 vliegvelden voor het binnenlandse verkeer en zo'n 500 landingsstrips.
Steeds belangrijker voor de Zuid Afrikaanse economie wordt de toeristenindustrie. Jaarlijks bezoeken vele miljoenen buitenlanders Zuid Afrika. Dat aantal kan nog vele malen groter worden, maar voorlopig ontbreekt het aan voldoende voorzieningen om veel meer toeristen te ontvangen. De meeste bezoekers komen uit Afrika, maar het aantal bezoekers van buiten Afrika neemt zeer snel toe. In 1995 gingen er ca. 50.000 Nederlandse toeristen naar Zuid Afrika. Dit aantal groeit jaarlijks met 20 tot 25%.

Bevolking

De bevolking van Zuid Afrika is tussen 1911 en 2000 meer dan verzevenvoudigd van ruim 6 miljoen tot 43,5 miljoen. De bevolkingstoename bedroeg van 1995 tot 2000 gemiddeld 1,5% (2001 0,26%). Op dit moment is ca. 75% van de bevolking zwart, 13,5% blank, 8,5% kleurling en 3% Indiër.
In de periode 1985 tot 1994 steeg het aantal zwarten en daalde het aantal blanken licht. Als de bevolkingsgroei in dit tempo en in deze vorm doorgaat verwachten demografen dat in 2010 81% van de bevolking zwart zal zijn, 10% blank, terwijl 7% "kleurlingen" en 2% Indiërs zullen zijn. Tot de ruim 29 miljoen zwarten behoren ook de inwoners van de thuislanden Bophuthatswana, Ciskei, Transkei en Venda.
De gemiddelde levensduur van blanke Zuid Afrikanen ligt aanzienlijk hoger dan die van hun zwarte landgenoten. De gemiddelde levensduur van alle mannen en vrouwen ligt respectievelijk op 47,5 en 48,5 jaar. Een blanke inwoner van Zuid Afrika leeft gemiddeld twaalf jaar langer dan een zwarte Zuid Afrikaan. De zuigelingensterfte bij blanken is gemiddeld zes keer lager dan bij zwarten. Meer dan de helft van de zwarte bevolking is jonger dan 18 jaar.
Bantoe-volken verspreidden zich zo'n 2000 jaar geleden vanuit Centraal-Afrika naar het zuiden. De nakomelingen daarvan vormen de zwarte bevolking van het huidige Zuid Afrika. Het is echter een zeer heterogene groep met eigen talen, gebruiken, huizenbouw etc.
De zwarte bevolking bestaat uit negen etnische groepen (nations). De blanke regering gebruikte deze indeling bij het geografisch verspreiden van de etnische groepen over de thuislanden. De grootste groep zijn de Zulu's (ca. 5 miljoen) en daarna volgen de Xhosa's (2 miljoen), de Noord-Sotho's (2,2 miljoen), de Zuid-Sotho's (2 miljoen), de Tswana's (1,1 miljoen), Sjangaan-Tsonga's (1 miljoen), Swazi's (800.000), Zuid-Ndebele (375.000), Noord-Ndebele (260.000), Venda's (125.000) en ca. 100.000 anderen.
Miljoenen zwarten wonen in de "townships" of "shantytowns", woonoorden voor de zwarte bevolking aan de randen van de grote steden, maar het exacte aantal is onmogelijk vast te stellen. Men leeft vaak in krotten en tekort aan echte huizen wordt geschat op drie miljoen. Bekende townships zijn Soweto bij Johannesburg, Mamelody bij Pretoria en Crossroads bij Kaapstad en alleen al Soweto zou tussen 2 en 3 miljoen inwoners tellen. Elke "nation" is onderverdeeld in een aantal stammen of "tribes". De Zoeloes bestaan bijvoorbeeld uit meer dan 200 tribes.
De blanke bevolking telde in 1993 ruim 5 miljoen zielen. Zij bestaat uit de afstammelingen van Nederlandse, Franse en Duitse kolonisten, de nakomelingen van Britse kolonisten en immigranten uit Zuid- en Oost-Europa die in de 20ste eeuw kwamen. Vaak wordt een onderscheid gemaakt tussen de Afrikaners (ca. 57% vooral in de Transvaalprovincie en in Vrijstaat), bestaande uit de afstammelingen van de oudste groepen kolonisten, en de Engelstaligen (ca. 38% vooral in de Kaapprovincie en KwaZulu/Natal). De overige vijf procent zijn de immigranten die in de 20e eeuw naar Zuid Afrika kwamen.
Een zeer groot deel van de kleurlingen woont in de Kaapprovincie. De kleurlingen zijn nakomelingen van Hottentotten vermengd met blanke kolonisten, zwarten en slaven uit het Midden-Oosten. In 1959 werd deze bevolkingsgroep onderverdeeld in Kaapse kleurlingen, Kaapse Maleiers, Griqua (vermenging van Hottentotten en Europeanen uit het noordoosten en noordwesten van de Kaapprovincie), Chinezen, "andere Aziaten" en "andere kleurlingen". In 1967 werd deze indeling gedeeltelijk herroepen. In de praktijk werd afkomst een belangrijker criterium dan uiterlijk. De ruim 3 miljoen zielen tellende kleurlingengemeenschap is wat betreft politiek en cultuur verdeeld: een deel zoekt aansluiting bij de blanken, anderen voelen meer verwantschap met de zwarten.
De Aziaten zijn voor 99% van Indische afkomst. De meeste van de bijna een miljoen Indiërs wonen in Natal en zijn afstammelingen van contractarbeiders die in de 19de eeuw uit het toenmalige Brits-Indië naar Zuid Afrika kwamen. Verder zijn er sinds 1920 ongeveer 12.000 Chinezen naar Zuid Afrika geëmigreerd. De grootste Indische gemeenschap van Afrika woont in Durban en omstreken.
De spreiding van de bevolking is ongelijkmatig. Grote delen van het land zijn nagenoeg leeg want de woestijnachtige streken, waar geen delfstoffen worden aangetroffen, blijven vrijwel onbewoond.
In 1994 woonde ruim 50% van de bevolking in stedelijke gebieden. De Transvaal telde ca. 12,5 miljoen inwoners. In de Kaapprovincie woonden naar schatting 7,9 miljoen Zuid Afrikanen, terwijl Natal en de Oranje Vrijstaat respectievelijk 7,1 en 1,9 miljoen inwoners telden. De overige 9,5 miljoen Zuid Afrikanen woonden in een thuisland. Betrouwbare cijfers zijn bijna niet te krijgen. Het snelst groeiende stedelijke gebied is Kaapstad en omgeving, waarin in 1991 meer dan 2,5 miljoen mensen woonden. Andere grote agglomeraties zijn: Johannesburg/Soweto/Alexandra (ca. 3,6 miljoen); Durban/Inanda/Kwamashu (ca. 3 miljoen); Pretoria/Mamelodi/Soshanguve (ca. 1 miljoen); Port Elisabeth/Uitenhage (ca. 1 miljoen); Bloemfontein/Bothshabelo (ca. 600.000); Oost London/Mdabane/Duncan Village (ca. 500.000).

Taal

In Zuid Afrika worden na het begin van de jaren negentig 11 talen min of meer als officieel beschouwd. Engels en Afrikaans (sinds 1925) werden tot die tijd door de overheid beschouwd als de officiële talen en worden ook in het parlement gebruikt. De negen talen worden vaak ingedeeld in vier taalgroepen, de Venda, de Tsonga, de Nguni en de Sotho. De meest gesproken talen zijn Zoeloe (28% van de zwarte bevolking) en Xhosa (27%), de belangrijkste omgangstalen, en verder Afrikaans, Tswana (12%), Noord-Sotho (11%), Engels, Zuid-Sotho (9%) en Tsonga (4%), Ndebele (3%), Swazi (3%) en Venda (3%).
Tot de talen zonder officiële status behoren - vooral door Indiërs gesproken – Tamil (gesproken door 24% van de Aziatische bevolking), Hindi (19%), Gujerati (12%) en Urdu. Eveneens zonder officiële erkenning zijn de talen van Europese immigranten: Duits, Nederlands, Portugees, Italiaans en Grieks.
Het "Fanagalo" is een mengtaal die in loop der tijden is ontstaan en een mengtaal is van Afrikaanse Engels en Bantoetalen.

Het Afrikaans is een van de twee officiële talen van de Republiek van Zuid Afrika, en de moedertaal van ongeveer 4 miljoen Zuid Afrikanen, en verder nog wat bevolkingsgroepen in Namibië en in het oosten van Zimbabwe. De taal behoort tot de West-Germaanse taalgroep en vertoont in aard en karakter grote overeenkomst met de Germaanse talen. Maar natuurlijk in de eerste plaats met het Nederlands, waaruit de taal sinds het midden van de 17de eeuw is ontstaan. Ook Engelse en Duitse invloeden zijn duidelijk herkenbaar. De meeste woorden stammen van het Nederlands en zijn als zodanig voor Nederlanders goed herkenbaar, maar er zijn in de loop der eeuwen ook vele nieuwe woorden gevormd die in de Nederlandse taal onbekend zijn.
Deze woorden komen in chronologische volgorde van het Khoisan, de taal van de Hottentotten, het Maleis en het Portugees, en later uit de Bantoetalen en ten slotte uit het Engels. Het Engels heeft verreweg de sterkste invloed op de woordenschat gehad en heeft dat nog steeds.
In de 18de eeuw was de ontwikkeling naar het Afrikaans als omgangstaal voltooid, en bleef het "Hoog-Hollands" over als schrijftaal. Het eerste geschrift waarin bewust het Afrikaans werd gehanteerd, was het Lied ter ere van de Swellendamsche en diverse andere helden, enz. uit 1795.
De Britse bezetting van de Kaap resulteerde in het verdringen van het Hollands-Afrikaans door het Engels en in 1822 werd het Engels tot eerste taal verheven en korte tijd later werd het de enige officiële taal. Toch zou het Afrikaans als omgangstaal springlevend blijven, met name op het platteland. Het zou echter duren tot de oprichting van het Genootskap van Regte Afrikaners voor een welbewust streven begon, om te komen tot de erkenning van het Afrikaans als volks- en landstaal en deze uit te bouwen tot een volwaardige eigen voertaal. Dit streven werd ten slotte bekroond: van 1914 tot 1918 werd het Afrikaans bij het lager en middelbaar onderwijs in toenemende mate onderwijsmedium.
Vanaf 1918 werd het Afrikaans als studievak geïntroduceerd aan de universiteiten én werd het de taal waarin gedoceerd werd, en in 1925 werd de Afrikaanse taal naast het Engels de officiële landstaal. Op 29 mei 1933 werd in Kaapstad de eerste zending van de in Londen gedrukte bijbel in het Afrikaans aan wal gebracht. Dit was een belangrijk moment in de geschiedenis van deze taal en de bekroning van de Tweede Afrikaanse Beweging.
Voorbeelden van deze taalbeïnvloeding:
Uit het Khoisan stammen:
Namen van stammen zoals Sonkwas en Griekwas
Kwagga = zebra
Gogga = insect
Dagga = verdovend middel
Abba = op de rug dragen
Kierie = stok
Karos = deken van dierenvellen
Uit het Bantoe stammen:
Indoena = raadsman
Mamba = slang
Sjieba = toespijs
Kaia = hut
Maroela = boom met gele vruchten
Donga = diepe sloot
Indaba = beraad
Uit het Maleis stammen:
Blatjang = kruidensaus
Katjiepiering = struik
Baie = veel
Bobotie = vleesgerecht
Doepa = tovermiddel
Uit het Portugees stammen:
Almaskie = hoewel
Spens = provisiekamer
Tronk = gevangenis
Aia = aanspreekvorm
Uit het Engels stammen:
Bokkie = lichte, open auto
Bottel = fles
Trok = goederenwagon
Tonnel = tunnel
Platform = perron
Sokker = voetbal
Enjin = machine
Petrol = benzine
Brekfris = ontbijt
Lorrie = vrachtwagen
Krieket = cricket
Opwas = afwassen
Briek = remmen
De oorsprong van het Afrikaans ligt in de dialect- en volkstaal van de eerste kolonisten. Zij kwamen uit diverse streken, maar vnl. uit Zuid Holland, Zeeland en het westen van Utrecht. De contacten met het moederland verwaterden al snel en de dialecten vermengden zich met de gebruikelijke gevolgen: de taal nivelleerde en men koos willekeurig uit de verschillen in uitspraak, woordgebruik en zinsbouw, en ontwikkelde een sterke neiging tot vereenvoudiging. Zo verdwenen vervoeging en verbuiging grotendeels. Het werkwoord wees, in het Nederlands "zijn" wordt bijvoorbeeld als volgt vervoegd:
ek is = jy is
hy is = ons is
julle is = hulle is.
Zeer opvallend binnen het Afrikaans is ook de dubbele ontkenning:
ek het dit nie gedoen nie
Het nagenoeg ontbreken van de onvoltooid verleden tijd:
ek het vir my vrou gesê = ik heb het mijn vrouw gezegd
De verkleinwoorduitgang tjie:
bietjie, meisietjie, seuntjie.
Nieuwe woorden ontstonden voor specifiek Afrikaanse zaken, dieren en planten en woorden die betrekking hadden op specifiek Nederlandse zaken verdwenen of werden overgedragen op vergelijkbare verschijnselen in het nieuwe land. Ook uit bestaande Nederlandse woorden werden nieuwe Afrikaanse woorden gevormd. Voorbeelden van deze ontwikkelingen zijn:
verkleurmannetjie of trapsoetjies = kameleon
kameelperd = giraffe
wildebees = grote bok
wildeperd = zebra
seekoei = nijlpaard
duiker = wilde bok
vlakvark = wrattenzwijn
bobbejaan = baviaan
kremetartboom = baobab
doringboom; suikerbos = soort protea
stinkhout = harde houtsoort
aalwyn = aloë
penswinkeltjie = op de buik gedragen lade met koopwaar
deurpad = voorrangsweg
wegneemetes = afhaalmaaltijd
peuselhappie = snack
voetslaan-paaie = wandelroutes
broeikas = couveuse
bedorwe brokkie = verwend kind

Godsdienst

Ongeveer 77% van alle Zuid Afrikanen is lid of beschouwt zich als lid van één van de vele christelijke kerken of stromingen. De vestiging van de calvinistische kerk in Zuid Afrika is een gevolg geweest van de koloniale politiek van de Verenigde Oost-Indische Compagnie. In die periode mochten andere kerken geen erediensten houden of zending bedrijven.
Pas in 1779 kregen Duitse Lutheranen toestemming om een kerkgebouw te openen en vele andere zendelingen volgden in de eeuwen daarna. De zogenaamde zwarte onafhankelijke kerken, de African Independent Churches, vormen sinds ca. 1850 de grootste religieuze gemeenschap van Zuid-Afrika met meer dan 3000 verschillende onafhankelijke kerken net gezamenlijk meer dan 6 miljoen leden. Soms bestaan ze slechts uit één gemeente en soms tellen ze tienduizenden leden. Deze exclusief zwarte kerken worden onderscheiden in de Ethiopische kerk en de zionistische kerk, waarbij de Heilige Geest, genezing en elementen uit de traditionele Afrikaanse religie een grote rol spelen.
Beide richtingen houden vast aan een diep in de Afrikaanse cultuur verankerde geloofsbeleving, richten zich zeer sterk op hun leiders, zijn zeer behoudend, zetten zich af tegen Europese geloofspraktijken en baseren zich doorgaans op een eigen interpretatie van de bijbel. De grootste van deze kerken is de Zionist Christian Church, met in heel zuidelijk Afrika enkele miljoenen leden en in 1914 gesticht door "profeet" Engenas Lekganyane. Een andere grote zwarte kerk is die van de in 1911 door de Zulu Isaias Shembe de Nazareth opgerichte Baptist Church, die in Natal gevestigd is.
Er zijn drie blanke kerken in Zuid Afrika waarvan de sterk calvinistische Neder-Duitse Gereformeerde Kerk met 1.350.000 leden de meest invloedrijke is. In de 19e eeuw splitsten zich de Neder-Duitsch Hervormde Kerk van Afrika (1853) en de Gereformeerde Kerk van Afrika of de Dopperkerk (1859) zich af van de Neder-Duitse Gereformeerde kerk. De vergadering van de Neder-Duitse Gereformeerde Kerk stond in 1857 raciaal gescheiden kerkdiensten toe.
Als een soort dochterkerken werden in 1881 de Neder-Duitse Gereformeerde Sendingkerk voor reformatorische kleurlingen opgericht en daarna volgden aparte gereformeerde kerken voor zwarten (Neder-Duitse Gereformeerde Kerk in Afrika) en voor de Indiërs de Reformed Church in Africa. De blanke Neder-Duitse Gereformeerde bleef deze drie afsplitsingen zowel financieel als ideologisch domineren. Sinds 1974 steeg het verzet tegen deze dominante positie door de Broederkring, een groep van predikanten en leken die in 1983 omgedoopt werd tot Belijdende Kring.
Binnen de Neder-Duitse Gereformeerde Kerk in Afrika en de Neder-Duitse Gereformeerde Sendingkerk groeide in de jaren tachtig het verzet tegen deze uiting van de apartheidspolitiek. Een van de prominente figuren van de Sendingkerk was Dr. Allan Boesak die ook een sterk voorstander was van het samengaan van beide groeperingen in de Verenigde Gereformeerde Kerk. Voor multiraciale kerken zoals de rooms-katholieke (pas in de 2e helft van de 19e eeuw in Zuid Afrika gevestigd), de methodistische, de anglicaanse (vanaf 1749), de lutheraanse (vooral in de Kaapprovincie en Transkei) en de presbyteriaanse (vanaf 1806) geldt dat een ruime meerderheid van de aanhang uit zwarten bestaat. Later zijn daar nog baptisten, Grieks-orthodoxen en de pinkstergemeente bijgekomen.
De meest tot de verbeelding sprekende kerkelijke leider is de anglicaanse aartsbisschop Desmond Tutu. Het was dan ook niet vreemd dat juist hij de eerste zwarte Zuid-Afrikaan was die de leiding kreeg over de Anglicaanse Kerk, die zich trouwens altijd heeft verzet tegen het apartheidssysteem. Voor zijn verzet tegen apartheid ontving hij in 1984 de Nobelprijs voor de vrede.
Oecumenische samenwerking ontwikkelde zich van de Algemene Zendingsconferentie (opgericht in 1904) via de Christelijke Raad voor Zuid Afrika (1936) tot de in 1968 opgerichte en internationaal gewaardeerde Zuid Afrikaanse Raad van Kerken streeft volhardend naar vergaande oecumenische samenwerking onder leiding van bekende figuren als Desmond Tutu, C.F. Beyers Naudé en F. Chikane.
Het aantal hindoes bedraagt meer dan een half miljoen en daarmee is deze religie veruit de belangrijkste onder de Indiërs. De meerderheid van de ruim 400.000 moslims is te vinden onder de kleurlingen en de Indiërs in grote steden als Durban en Kaapstad, en het aantal joden wordt geschat op 150.000.
De oorspronkelijke inwoners van Zuid Afrika, Hottentotten, Bosjesmannen en de diverse Bantoevolken hadden voor de komst van de blanken ieder hun eigen inheemse religies. Vruchtbaarheidsrituelen, oogstrituelen, voorouderverering en het heilige geloof in het bestaan van hogere machten en krachten zijn gemeenschappelijke kenmerken. Eind 20e eeuw zou nog een kwart de zwarte bevolking deze religies aanhangen. Inyanga's en sangoma's, traditionele Afrikaanse genezers, spelen ook nog een belangrijke rol in de cultuur en de religieuze leefwereld van de zwarte Zuid Afrikanen, zelfs in de grote steden.

Staatsinrichting

Zuid Afrika is een presidentiële republiek, die vroeger bestond uit een driekamerparlement van blanken, kleurlingen en Aziaten.
De huidige grondwet van de Republiek Zuid Afrika dateert van 1996. In de nieuwe grondwet is voorzien in een Lagerhuis of Nationale Assemblee met 400 zetels en een Senaat met 90 leden (tien voor elke provincie), die sinds 27 april 1994 werkzaam zijn. In het Lagerhuis zitten de gekozen vertegenwoordigers van nationale en regionale kieslijsten van de politieke partijen. Iedereen vanaf 18 jaar heeft stemrecht. Het Lagerhuis wordt om de vier jaar gekozen, de Senaat wordt samengesteld door vertegenwoordigers van de der provincies. Het Lagerhuis kiest de president, die ongeveer even veel macht bezit als de Amerikaanse of Franse president.
Zuid Afrika is volgens de nieuwe grondwet ingedeeld in negen provincies.

Onderwijs

Ook het onderwijs onder de zwarte bevolking had sterk te lijden onder het apartheidsregime. In 1953 werd door de "Bantu Education Act" het onderwijs voor de zwarten nog verder beperkt en ook het missieonderwijs werd geheel door de staat overgenomen. Ook inhoudelijk en qua voorzieningen bepaalde de overheid het onderwijsbeleid. Zo mocht het onderwijs alleen in de eigen taal onderwezen worden en werd het niveau bewust laag gehouden.
In 1959 mochten studenten alleen naar een universiteit van hun eigen "kleur". Studeren aan de grote "blanke" universiteiten als de Universiteit van Kaapstad en die van Witwatersrand was voor kleurlingen en zwarten uitgesloten. Pas in 1986 werden alle rassen in principe weer toegelaten tot de universiteiten. Tot 1990 bleef deze situatie zo en bijvoorbeeld de leerplicht voor zwarten werd pas in 1991 geregeld. Voor blanken gold de leerplicht al vanaf 1953, voor Aziaten vanaf 1979 en voor kleurlingen vanaf 1980. Zwarte scholen kampten echter vanaf het begin al met o.a. slechte gebouwen, slechte leermiddelen, veel te grote klassen, te kleine budgetten. Het analfabetisme onder de zwarte bevolking was zeer hoog. In 1985 kon 68% van de zwarte bevolking niet lezen of schrijven tegen 7% van de blanke bevolking. In 1990 haalde nog maar 36% van de zwarte leerlingen een diploma tegen 90% van de blanken, kleurlingen en Aziaten.
Op dit moment streeft de overheid natuurlijk naar een geïntegreerd schoolsysteem dat in principe voor iedereen toegankelijk zou moeten zijn. Dat het in de praktijk nog verre van ideaal is zal duidelijk zijn er zullen nog veel culturele en psychologische barrières genomen moeten worden voordat echte iedereen gelijke kansen heeft. Met name het de organisatie van het onderwijs in de zwarte townships, waar het grootste deel van de zwarte kinderen op aangewezen is, komt maar moeizaam op gang. In 1999 slaagde minder dan de helft van de zwarte scholieren in het middelbaar onderwijs voor het eindexamen.
De regering Mandela heeft het "Curriculum 2005" opgesteld, een poging om de problemen in het onderwijs in 2005 voor het grootste deel op te lossen. Zelfstandig denken en het meer afstemmen van het onderwijs op de arbeidsmarkt staan centraal in dit ambitieuze plan. Ook wordt men verplicht om Afrikaanse en Engels te volgen naast onderwijs in de eigen (zwarte) taal. Ook wordt sterk de nadruk gelegd op het volwassenenonderwijs, bijscholing en schriftelijk onderwijs. Of dit plan gerealiseerd wordt is echter nog maar de vraag, met name gezien de gebrekkige infrastructuur van het onderwijs.

Apartheid

De Republiek Zuid Afrika kent een grote verscheidenheid aan tradities, volkeren en culturen. De blanke minderheid van de bevolking heeft altijd een dominerende positie ingenomen, zowel op economisch, politiek als militair gebied. Hierdoor is sinds 1928 een samenlevingsmodel ontstaan dat internationaal bekend is geworden onder de naam "apartheid". Volgens deze ideologie hadden alle bevolkingsgroepen recht op een "afzonderlike eiesoortige ontwikkeling tot selfstandigheid"; in de praktijk konden de zwarten zich echter alleen ontwikkelen als de blanken daar geen last van ondervonden en hun positie niet aangetast werd.
Na jarenlang verzet door legale organisaties als vakbonden en kerken, ondergrondse bevrijdingsbewegingen en internationale druk via voornamelijk economische sancties, heeft de regering geleidelijk afscheid genomen van de apartheidsideologie en ten dele ook van de apartheidspraktijk, hoewel daar lang niet altijd veel van te merken valt. Nog altijd wordt Zuid Afrika getekend door de apartheidspolitiek van weleer in bijvoorbeeld de infrastructuur, in de media, in straatnamen, in onderwijs en in monumenten. Onderdanigheid en superioriteitswaan woekeren nog steeds onderhuids door.
De bevolking was in de tijd van de apartheid in raciale groepen ingedeeld: blanken, zwarten, zogenaamde "kleurlingen" en Indiërs. Deze indeling was zeer willekeurig want bijvoorbeeld de Japanse bevolkingsgroep werd tot de blanken gerekend en er werd ook geen onderscheid gemaakt tussen bijvoorbeeld blanken van Britse, Nederlandse, Franse of Duitse afkomst. Zwarte Zuid Afrikanen daarentegen werden wel nader ingedeeld werden door de regering, die onderscheid maakte tussen o.m. Xhosa, Zoeloe, Sotho, Tswana, Venda, Tsonga, Swazi en Ndebele.
In 1991 werd de Population Registration Act (1950) ingetrokken, de hoeksteen van het apartheidssysteem. Op grond van deze wet werden namelijk alle Zuid Afrikanen raciaal ingedeeld. Na juni 1991 geboren Zuid Afrikanen hoefden dan ook niet langer meer naar ras geregistreerd te worden.

Valuta

1 euro = 9.13 rand
De munteenheid in Zuid-Afrika is de rand (ZAR). De rand is onderverdeeld in 100 cent en wordt uitgegeven in munten van 1, 2, 5, 10, 20 en 50 cent en 1, 2 en 5 rand en biljetten van 10, 20, 50, 100 en 200 rand.
Bekijk hier de huidige koers van de Zuid-Afrikaanse rand.
Rands kun je het beste in Zuid-Afrika kopen. De invoer van rand is immers slechts zeer beperkt toegestaan. Je kunt geld (Euro's) bij de meeste banken en bij de hotelreceptie inwisselen. Zorg dan wel voor biljetten in kleine coupures.
Op het vliegveld wisselen kan problemen geven als je met een groep reist en beperkt bent in tijd (meestal lange wachtrijen). Terugwisselen van rand in harde valuta is geen probleem, je krijgt ook weer een redelijke koers.
Nieuwsgierig naar hoe de biljetten van de Zuid-Afrikaanse rand eruit zien? Bekijk dan hier de biljetten van de rand.


Biljetten

 

Munten

 

Pinnen

In de grote Zuid Afrikaanse steden en op vliegvelden kun je pinnen met je pinpas met Maestro- of Cirrus-log. Dit is de voordeligste manier van geld opnemen. Het levert derhalve weinig problemen op om aan contant geld te komen. Let echter goed op bij pinnen op straat, dit is niet overal veilig. Aangeraden wordt om alleen te pinnen bij daglicht en op plekken waar veel mensen zijn.
Bekijk hier waar je in Zuid-Afrika kunt pinnen met een bankpas met het cirruslogo

Credit Card

Creditcards als Visa, Mastercard, American Express en Diners Club worden op veel plaatsen geaccepteerd maar niet bij benzinepompen, hier accepteert men alleen cash.

Reischeques

Traveller Cheques in Euros of Dollars worden redelijk geaccepteerd maar bij banken moet je vaak lang in de rij staan en veel papieren invullen. De commissie hiervoor bedraagt meestal 1%.
Het is overigens belangrijk om de lijst met chequenummers altijd apart van je travelcheques te bewaren. In dit geval heb je, indien je je cheques kwijtraakt, in ieder geval de nummers van de cheques nog en kun je via de alarmcentrale van de bank van uitgifte het geld snel terugkrijgen.

Openingstijden banken

Over het algemeen zijn de banken in Zuid-Afrika geopend van maandag tot en met vrijdag van 09:00 uur tot 15:30 uur en op zaterdag van 8:30 uur tot 11:00 uur.
Prijsniveau
Het prijsniveau ligt in Zuid-Afrika lager dan dat in Nederland en België. Openbaar vervoer kan, in verhouding, echter duur zijn. Ter indicatie hierbij de gemiddelde prijzen van accomodatie en maaltijden in Zuid-Afrika:
Accomodatie: Maaltijden:
Budget: R 40-150 Budget: R 20-50
Gemiddeld: R 150-250 Gemiddeld: R 50-80
Duur: R 250-300 Duur: R 80-120
Deluxe: R 300+

Fooien

Het geven van fooi in hotels en restaurants is in Zuid-Afrika zeer gebruikelijk. Een fooi van 10 procent van de rekening is hierbij gangbaar.


Feestdagen van Zuid-Afrika


Nieuwjaar
Dag van de Mensenrechten
Dag van de vrijheid
Dag van de Arbeid
Dag van de jeugd
Dag van de vrouwen
Dag van het erfgoed
Dag van de verzoening
Kerst
Dag van de goede wil

1 januari
21 maart
27 april
1 mei
16 juni
9 augustus
24 september
17 december
25 december
26 december

Houd er rekening mee dat op deze data banken, winkels en overheidsgebouwen gesloten kunnen zijn.

Afrikaans Eten

In Zuid-Afrika is er een overvloed aan verse producten, van een grote variëteit aan vis langs de kuststreek tot de gigantische fruitplantages in het noordoosten. Rond Kaapstad vindt u vooral de Cape Malay-keuken, ontstaan in de Maleise gemeenschap. Deze gerechten gaan van pittige curry’s met kokosmelk en vruchten tot kleverige malva-pudding als dessert. In Kwazulu-Natal vindt u de beste curry’s, door de indianse invloeden. Het populaire afhaalgerecht in Durban is de bunny chow, dit is een uitgehold half brood gevuld met een curry-gerecht. Langs de kustlijn kan u lekkere vis, schelp- en schaaldieren eten. Tonijn en zwaardvis wordt steeds populairder en u kunt genieten van lekkere garnalen vlakbij de grens van Mozambique. De Zuid-Afrikanen zijn vleeseters, het vlees is hier dan ook van zeer goede kwaliteit en in elk restaurant staat zeker steak op het menu.
Hier een aantal voorbeelden van typisch Afrikaans eten.


Biltong

Biltong is de bekendste en populairste snack in Zuid-Afrika, zo populair als chips in de rest van de wereld. Het vlees is gemarineerd met rock zout, gedompeld in azijn en vervolgens bestrooid met peper en koriander, daarna wordt het gedroogd in een relatief koele omgeving. De koele en droge lucht van de winter in Zuid-Afrika is gewoon perfect voor het drogen van biltong. De commerciële productie gebeurt in gekoelde en vochtgeregelde kamers.

Biltong

Bobotie

Bobotie

Bobotie is een zeer populaire traditionele schotel in Zuid-Afrika. Een beetje geweekte brood wordt gemengd met gehakt, bij voorkeur lamsgehakt, gekruid met een mengsel van gebakken uitjes, curry, abrikozen-jam, gebakken amandel, rozijnen. Een beetje citroensap geeft Bobotie haar kenmerkende aroma. Halverwege de baktijd bedekken met een mengsel van ei en melk, dit geeft een aantrekkelijke gouden korst op de top.

Boerewors

Deze boerewors wordt in vele variëteiten gemaakt. De traditionele Boerewors bestaat meestal uit 50% rundvlees en 50% varkensvlees, bereid met aromatische kruiden zoals koriander, kruidnagel, nootmuskaat en piment. Zeer populair bij "braais" (barbecue), waar de boerewors wordt gegrild over hete kolen.

Boerewors

Bredie

Bredie

Wat een bredie een unieke karakter geeft is de lange en trage suddertijd. Het vlees en groenten smelten samen in een rijke, dikke saus. Dit wordt verkregen door het vlees, met een redelijke hoeveelheid vet, te rollen in bloem, dan bruin bakken en dan pas de groenten toevoegen. Naast aardappelen en uien is er meestal een dominante groenten zoals kool, bonen en pompoen

Chutney

Chutney is een term die uit de Oost-Indische "chatni" komt, wat sterk gekruid betekent, chutney is een zoete, hete dikke saus, die meestal bestaat uit een mix van gesneden fruit, azijn, kruiden en suiker die gekookt wordt. Veel chutneys zijn aan de pittige hete kant, maar het is gemakkelijk aan te passen aan u uw eigen maak. Chutneys worden vooral geserveerd met curry maaltijden maar de saus gaat ook goed met vlees, zoals wild, rundvlees, varkensvlees en kip.

Chutney

Potjiekos

Potjie

Potjiekos is een stoofpot, gemaakt van vlees en groenten bereid in een zware gietijzeren pot op een paar gloeiende kolen zodat alles zachtjes kan sudderen. Bij het maken van uw potjiekos, komt het vlees meestal op de eerste plaats. Voeg een vleugje bakolie of vet in de pot, voeg het vlees toe en bruin grondig. Nu volgen de groenten in de volgorde van hun kooktijd, zoals wortelen en aardappelen eerste en daarna zoete aardappelen, pompoen, paddestoelen enz. Verhit de potjie en laat het sudderen voor een paar uur tot het gereed is. Roer vooral niet tijden het kookproces. Als uw potjie klaar is, roer een keer om een gelijke mix van vlees en groenten te bekomen, dien op met "mieliepap" (maïs pap) of rijst met salades en geniet van een onvergetelijke maaltijd.


Koeksisters

Koeksisters zijn een traditionele Zuid-Afrikaanse zoet dessert. Koeksisters is een Zuid-Afrikaanse stroperige donut in een gedraaide of gevlochten vorm. Het deeg wordt in olie gebakken en dan gedompeld in koude suikersiroop. Best koud gegeten, koeksisters zijn zeer kleverig en zoet van smaak, net als honing.

Koeksisters

Malva Pudding

Malva Pudding

Malva Pudding is een klassieke Zuid-Afrikaanse dessert, dat origineel van Nederland komt. Malva Pudding is gemaakt met abrikoos jam en heeft een sponsachtige textuur. Het is een zoete pudding, die meestal geserveerd wordt met warme vanillesaus. U zult het vaak vinden op de dessertkaart in veel Zuid-Afrikaanse restaurants.

Wijnbouw in Zuid-Afrika

De wijnbouwtraditie van Zuid-Afrika vindt haar oorsprong in het jaar 1652, toen de eerste Europeanen voet op Zuid-Afrikaanse bodem zetten. Nu bedraagt het totale areaal ruim 118.000 hectare en groeit nog steeds.


Sinds het einde van de apartheid bloeit de wijnbouw en Zuid-Afrikaanse wijnen uit Stellenbosch en Paarl waren nog nooit zo populair. Met deze ontwikkeling groeit ook het areaal van de blauwe-druivensoorten cabernet sauvignon, merlot, shiraz en pinotage, maar ook witte-druivensoorten als chardonnay en sauvignon blanc doen hun intocht in de wijngaarden aan de Kaap.
Vooral in de koelere, aan de kust grenzende regio's worden de wijnen in tanks of in houten vaten opgevoed. Ondanks de hitte hebben veel Zuid-Afrikaanse wijnen meer zuur dan men zou verwachten. Dat komt voornamelijk door de koele stromingen die van Antarctica komen. De winden koelen door deze koude stroom af en zorgen voor een gematigd wijnklimaat aan de Kaap.

Stellenbosch

Paarl


overzicht inhoud